201802281/2/R2.
Datum uitspraak: 25 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Langenboom, gemeente Mill en Sint Hubert,
en
de raad van de gemeente Mill en Sint Hubert,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert, herziening 2018" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 september 2018, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door C.C. Oomens, zijn verschenen. Verder is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. L.A. Sluiter, rechtsbijstandverlener te ’s-Hertogenbosch, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] richt zich tegen het plan voor zover daarin aan het perceel aan de [locatie] te Langenboom de bestemming "Wonen" is toegekend en aan een gedeelte van het perceel de functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - yogaruimte". Hij vreest overlast te ondervinden van het gebruik van de woning als yogaruimte. [verzoeker] wil met het verzoek om voorlopige voorziening voorkomen dat het gebruik van de woning als yogaruimte mag plaatsvinden voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
3. De bestemming die aan het perceel aan de [locatie] is toegekend, is niet gewijzigd ten opzichte van het vorige plan "Buitengebied Mill en Sint Hubert" van 7 juni 2012. Wel voorziet het plan door de functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - yogaruimte" in de mogelijkheid dat de bestaande woning op het perceel gedeeltelijk mag worden gebruikt als yogaruimte. In artikel 28, lid 28.4, van de planregels is bepaald dat de oppervlakte van de yogaruimte ter plaatse van de aanduiding niet meer mag bedragen dan 70 m2. Het plan voorziet in zoverre in nieuwe gebruiksmogelijkheden voor de bestaande woning op het perceel aan de [locatie].
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het benutten van een gedeelte van de bestaande woning aan de [locatie] als yogaruimte in afwachting van de bodemprocedure geen onomkeerbare situatie met zich brengt. Tegen het gebruik dat na de inwerkingtreding van het plan daarmee in overeenstemming is kan immers, indien het besluit tot vaststelling van het plan wordt vernietigd, worden opgetreden indien dat gebruik niet in overeenstemming is met het planologisch regime dat na vernietiging geldt.
Bovendien heeft het college van burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van de woning als yogaruimte in afwijking van het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert". Vast staat dat deze omgevingsvergunning in werking is getreden. Het door [verzoeker] ingestelde beroep tegen de omgevingsvergunning is door de rechtbank Oost-Brabant bij uitspraak van 15 augustus 2018 ongegrond verklaard. Het gebruik van een deel van de bestaande woning als yogaruimte is derhalve op dit moment in afwijking van het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert" toegestaan. Schorsen van het bestemmingsplanplan voor zover dat betrekking heeft op het perceel [locatie] heeft verder geen gevolgen voor een eventuele hoger beroepsprocedure tegen de verleende omgevingsvergunning.
5. De voorzieningenrechter ziet in het verzoek van [verzoeker] geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Dit betekent dat het bestemmingsplan "Buitengebied Mill en Sint Hubert, herziening 2018" in werking treedt.
6. Omdat het verzoek wordt afgewezen, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Reichardt, griffier.
w.g. Helder w.g. Reichardt
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2018
772.