201806980/2/A1.
Datum uitspraak: 26 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Vinkega, gemeente Weststellingwerf,
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2018 heeft de minister op grond van artikel 34, derde lid, van de Mijnbouwwet ingestemd met het door Vermilion Energy Netherlands B.V. ingediende gewijzigde winningsplan Vinkega.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vermilion, de minister en [verzoeker] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 september 2018, waar [verzoeker], bijgestaan door, [gemachtigden], de minister, vertegenwoordigd door mr. E. van Kerkhoven, mr. C.H.M. Kraakman, drs. J.L.M. Oomes en dr. ir. R. Peters, zijn verschenen. Voorts is Vermilion, vertegenwoordigd door mr. H.M. Israëls, advocaat te Amsterdam en [gemachtigde], ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Vermilion heeft op 13 september 2016, aangevuld met een addendum op 21 december 2016, een aanvraag om instemming met het gewijzigde winningsplan Vinkega ingediend. Het winningsplan Vinkega betreft een samenvoeging en wijziging van twee vigerende winningsplannen voor een bestaande gaswinning. In 2010 heeft Vermilion twee winningsplannen ingediend, één voor elk gashoudend reservoir afzonderlijk. De reden voor de wijziging zijn samenvoeging van twee winningsplannen voor twee gashoudende reservoirs in één winningsplan, het verlengen van de winningsperiode, een vernieuwde seismische risicoanalyse en een actualisatie van productie- en bodemdalingsvoorspellingen.
Het Vinkega gasveld bevat twee gashoudende reservoirs, namelijk een in de Rotliegend formatie en een in de Vlieland zandsteen formatie. In het gasveld zijn de twee putten Vinkega-1 (VKG-01) en Vinkega-2 (VKG-02) geboord die beiden in contact staan met de twee gashoudende reservoirs. Het gasveld Vinkega is sinds 2011 in productie en heeft sinds de start tot en met 2015 ruim 1,2 miljard Nm3 gas geproduceerd.
3. De minister stelt in het instemmingsbesluit vast dat het aannemelijk is dat de maximale bodemdaling als gevolg van gaswinning uit het gasveld Vinkega in het diepste punt van de bodemdalingskom 3,7 cm bedraagt en concludeert dat deze bodemdaling dermate gering is dat hierdoor geen nadelige gevolgen veroorzaakt zullen worden. Wanneer de bodemdaling van omliggende velden wordt meegenomen wordt een maximale bodemdaling van 4,2 cm verwacht. Volgens het winningsplan is de kans op geïnduceerde bevingen als gevolg van het winnen van gas uit het Vinkega gasveld verwaarloosbaar.
Uit de seismische risicoanalyse volgt dat het Vinkega voorkomen in de laagste seismische risicocategorie, Categorie I, valt. Volgens het winningsplan is de kans dat zich bodemtrillingen zullen voordoen verwaarloosbaar. Verder is de kans op schade door bodembeweging volgens het instemmingsbesluit eveneens verwaarloosbaar.
Verwacht wordt dat de winningsfactor van het Vlieland reservoir in het voorkomen rond de 92 procent ligt en de winningsfactor van het Rotliegend reservoir in het voorkomen ligt naar verwachting rond de 95 procent. De winning zal naar verwachting duren tot in 2032 in geval het hoge productiescenario kan worden gerealiseerd. Het ten tijde van het bestreden besluit maximaal nog te winnen gasvolume wordt geschat op 446 miljoen Nm3 uit het Rotliegend reservoir en 242 miljoen Nm3 uit het Vlieland reservoir.
4. In artikel 34, eerste en derde lid, van de Mijnbouwwet is bepaald dat het winnen van delfstoffen vanuit een voorkomen overeenkomstig een winningsplan geschiedt en dat het winningsplan de instemming van de minister behoeft.
Artikel 36, eerste lid, luidt: "Onze Minister kan zijn instemming met het opgestelde winningsplan slechts geheel of gedeeltelijk weigeren:
a. indien het in het winningsplan aangeduide gebied door Onze Minister niet geschikt wordt geacht voor de in het winningsplan vermelde activiteit om reden van het belang van de veiligheid voor omwonenden of het voorkomen van schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan,
b. in het belang van het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen,
c. indien nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan, of
d. indien nadelige gevolgen voor de natuur worden veroorzaakt."
5. [verzoeker] vreest voor schade aan zijn woning door bodemdaling en bevingen als gevolg van de gaswinning. Daarnaast stelt [verzoeker], onder verwijzing naar informatie over het gasveld Nijensleek, dat er meer lekkages optreden dan Vermillion meldt en dat deze cijfers ten onrechte niet openbaar worden gemaakt. Volgens [verzoeker] geeft ook het feit dat het gas uit het Vinkegaveld sneller wordt gewonnen dan voorzien een grotere kans op schade. Daarnaast geeft [verzoeker] aan dat gelet op nieuwe gegevens over de bodemdaling het instemmingsbesluit achterhaald is en dat om die reden een nieuw instemmingsbesluit is vereist. [verzoeker] verzoekt de voorzieningenrechter het besluit in afwachting van de behandeling van het beroep in de bodemprocedure te schorsen.
5.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij goed begrijpt dat de winning van gas, ook uit een klein veld zoals het Vinkega voorkomen, bij [verzoeker] onrust kan oproepen in het licht van de problematiek die zich voordoet bij de gaswinning in de provincie Groningen. De minister heeft echter, onder verwijzing naar het aangevulde winningsplan en de adviezen van TNO en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), uiteengezet dat de kans op schade als gevolg van de winning van gas uit het Vinkega voorkomen verwaarloosbaar is en dat een snellere winning in dit geval de kans op schade niet vergroot. [verzoeker] heeft in het kader van zijn verzoek om voorlopige voorziening niet met concrete objectieve gegevens aannemelijk gemaakt dat dat standpunt van de minister onjuist is. Daar komt bij dat het instemmingsbesluit een looptijd heeft tot uiterlijk 2032 en dat meer dan twee derde van het gas uit het gasveld reeds geproduceerd is en zich tot nu toe geen bodemtrillingen hebben voorgedaan. Uit het door Vermilion in het geding gebrachte rapport "Bodemdaling Statusrapport 2018 - Drenthe Overijssel Friesland" van 16 juli 2018 volgt voorts dat de bodemdaling niet groter is dan verwacht. De kans op schade in de periode tot de in 2019 te verwachten uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure is daarom eveneens gering te achten. Tot slot veroorzaakt eventuele lekkage van methaan bij een gaswinning volgens Vermilion geen bodemdaling en zijn de gevolgen voor natuur en milieu van eventuele lekkages van methaan, gelet op kleine omvang van lekkages, volgens de minister verwaarloosbaar, nu deze stoffen vrijwel direct vervliegen. De voorzieningenrechter ziet in het betoog over de methaanlekkages geen aanleiding om vooruitlopend op het oordeel daarover in de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
De conclusie van de voorzieningenrechter is dat op voorhand niet is gebleken dat de instemming met het gewijzigde winningsplan, gelet op het toetsingskader van artikel 36, eerste lid, van de Mijnbouwwet, geweigerd had moeten worden. Verder is niet gebleken dat [verzoeker] een zodanig belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening dat zijn verzoek moet worden ingewilligd. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Sevenster w.g. Vermeulen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2018
700.