201807725/2/A3.
Datum uitspraak: 4 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoekster B], wonend te Harderwijk (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 18 september 2018 in zaak nrs. 18/4100 en 18/4101 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Harderwijk.
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2018 heeft de burgemeester gelast de woning aan de [locatie] te Harderwijk met ingang van 23 januari 2018 om 10:00 uur voor de duur van 12 weken te sluiten en gesloten te houden met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet.
Bij besluit van 18 juli 2018 heeft de burgemeester het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 september 2018 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 september 2018, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. A.J. Verweij, advocaat te Ermelo, en de burgemeester, vertegenwoordigd door J.M.A. van Eys en mr. F.A. Pommer, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. In een door de politie aan verweerder uitgebracht hennepbericht van 4 december 2017 is het volgende opgenomen. Op 2 november 2017 vloog een piloot van de Landelijke Eenheid, dienst Luchtvaart, met een politieluchtvaartuig boven de woning van [verzoeker]. Met behulp van een thermische camera werd een opvallend warmtebeeld waargenomen vanaf het dak van de woning. Op 30 november 2017 is nader onderzoek in de woning gedaan. Hierbij werden op zolder een hennepkwekerij en hennepdrogerij aangetroffen. In totaal zijn 150 bloempotten met resten van afgeknipte stelen van hennepplanten aangetroffen en 5,9 kilogram henneptoppen. De burgemeester heeft hierin aanleiding gezien de woning met toepassing van het Damoclesbeleid artikel 13b van de Opiumwet woningen, lokalen en erven (hierna: Damoclesbeleid) voor de duur van twaalf weken te sluiten, ingaande op 23 januari 2018.
De sluiting van de woning is vervolgens geschorst tot 6 weken nadat op het bezwaar is beslist. Vervolgens is bij uitspraak van 1 augustus 2018 het besluit op bezwaar geschorst.
3. Bij brief van 24 september 2018 heeft de burgemeester te kennen gegeven de sluiting van de woning te schorsen tot één week na de behandeling van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ter zitting.
Het verzoek
4. Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst dan wel een voorziening wordt getroffen die recht doet aan zijn belang totdat op het hoger beroep is beslist.
Beoordeling
5. In de stukken en ter zitting hebben partijen hun belangen uiteengezet. Het belang van [verzoeker] is erin gelegen dat hij op dit moment met het hele gezin in de woning kan blijven wonen. Hij heeft toegelicht op dit moment niet te beschikken over een concrete alternatieve woonruimte voor het hele gezin. Daartegenover staat het algemeen belang dat de burgemeester behartigt. Het algemeen belang bij onmiddellijke sluiting van de woning is, naast het belang van handhaving en uitvoering van het Damoclesbeleid, met name gelegen in de signaalfunctie die de sluiting in dit geval vervult. De burgemeester heeft hierover toegelicht dat hennepkwekerijen als hier aan de orde zich steeds vaker lijken te vestigen in woningen met jonge gezinnen. Door het feitelijk niet kunnen uitvoeren van sluitingen, omdat aan de belangen van gezinnen in het geval van een sluiting van een woning veelal zwaar gewicht wordt toegekend en de rechter daarom sneller aanleiding ziet een voorlopige voorziening in die gevallen toe te wijzen, wordt aan het drugscircuit een signaal afgegeven dat dit lucratief is.
6. Hoewel de voorzieningenrechter het algemeen belang van handhaving van het Damoclesbeleid van de burgemeester onderschrijft en eveneens begrijpt dat moet worden voorkomen dat van het treffen van een voorlopige voorziening een ongewenst signaal kan uitgaan, acht hij dat belang in dit geval beperkt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het niet gaat om een gezin met jonge kinderen. De kinderen zijn immers 21 en 17 jaar oud. Daarbij komt dat, hoewel de burgemeester zich op het standpunt heeft gesteld dat hij ervan uit mag gaan dat sprake is van een verstoring van de openbare orde en banden met het drugscircuit, zich sinds het besluit van 10 januari 2018 geen concrete overlast of onregelmatigheden rondom de woning hebben voorgedaan. Daartegenover staat het belang van [verzoeker]. Hij heeft ter zitting toegelicht dat hij op dit moment geen concrete alternatieve woonruimte heeft voor het hele gezin en dat een onmiddellijke sluiting ertoe zal leiden dat de gezinsleden in verschillende woningen moeten worden ondergebracht. Alle belangen afwegend, acht de voorzieningenrechter het algemeen belang bij onmiddellijke sluiting van de woning in dit geval minder zwaarwegend dan het belang van [verzoeker] om met het hele gezin in de woning te kunnen blijven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Slotsom
7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
8. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de tenuitvoerlegging van het besluit van de burgemeester van Harderwijk van 10 januari 2018 tot sluiting van de woning aan de [locatie] te Harderwijk voor de duur van 12 weken totdat op het hoger beroep van [verzoeker A] en [verzoekster B] is beslist;
II. veroordeelt de burgemeester van Harderwijk tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoekster B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendentwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de burgemeester van Harderwijk het door [verzoeker A] en [verzoekster B] voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Veenboer, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Veenboer
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2018
730.