ECLI:NL:RVS:2018:3266

Raad van State

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
201700359/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J. Hoekstra
  • H. Bolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van omgevingsvergunning voor Bed & Breakfast 't Koningsbed te Groenekan

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 november 2016. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van De Bilt, dat op 17 februari 2015 een omgevingsvergunning verleende voor de uitbreiding van Bed & Breakfast 't Koningsbed, niet-ontvankelijk verklaard. Het college had de vergunning verleend voor activiteiten zoals bouwen en planologisch strijdig gebruik op het perceel Prinsenlaan 80 te Groenekan. Na een nieuw besluit van het college op 29 maart 2016, waarbij de omgevingsvergunning opnieuw werd verleend, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 februari 2017 behandeld. De Afdeling oordeelt dat [appellant] geen procesbelang meer heeft, omdat het project inmiddels bij recht is toegestaan volgens het bestemmingsplan 'Prinsenlaan 80 Groenekan 2016'. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201700359/1/A1.
Datum uitspraak: 10 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], wonend te Groenekan, gemeente De Bilt (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 november 2016 in zaak nr. 15/1757 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van De Bilt.
Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2015 heeft het college Holding Het Koningsbed B.V. een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en planologisch strijdig gebruik verleend ten behoeve van het uitbreiden van Bed & Breakfast 't Koningsbed op het perceel Prinsenlaan 80 te Groenekan (hierna: het perceel).
Bij brief van 27 maart 2015 heeft [appellant] tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 29 maart 2016 heeft het college het besluit van
17 februari 2015 ingetrokken en hiervoor een nieuw besluit in de plaats genomen. Bij dit besluit heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en planologisch strijdig gebruik opnieuw verleend, ten behoeve van de ontwikkeling van verblijfsrecreatie en vergaderfaciliteiten met daaraan ondergeschikte horeca op het perceel, sloop van de voormalige veestal, het realiseren van erfinrichting, de aanleg van 58 parkeerplaatsen en de uitvoering van het natuurontwikkelingsplan, onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning.
Bij uitspraak van 28 november 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 17 februari 2015 niet-ontvankelijk, en voor zover gericht tegen het besluit van
29 maart 2016, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college en Holding Het Koningsbed B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2017, waar [appellant A], bijgestaan door mr. W. van Galen, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door Y.C.Y. Mayr-Van Schaijk en
mr. J.S. Makhan-Idu, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Op het perceel was tot 2011 een agrarisch bedrijf gevestigd. Bij besluit van 13 februari 2007 heeft het college, onder verlening van vrijstelling van het bestemmingsplan, een bouwvergunning verleend voor het exploiteren van een bed & breakfast in een gebouw van 300 m² op het perceel. Deze bed & breakfast werd aanvankelijk geëxploiteerd als nevenactiviteit bij het agrarische bedrijf.
2.    Op 26 juli 2013 heeft Holding Het Koningsbed B.V. een aanvraag om omgevingsvergunning voor het uitbreiden van de bed & breakfast ingediend. De aanvraag ziet op een ontwikkeling tot multifunctionele bestemming, gericht op verblijfsrecreatie, vergaderfaciliteiten en daaraan ondergeschikte horeca op het perceel. De vergunning is aanvankelijk bij het besluit van 17 februari 2015 verleend.
3.    Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Prinsenlaan 80 Groenekan 2014" vastgesteld. Met dit plan werd opnieuw beoogd op het perceel de ontwikkeling van een hotel met vergaderfaciliteiten en daaraan ondergeschikte horeca mogelijk te maken, in combinatie met landschaps- en natuurontwikkeling.
De Afdeling heeft, na een tussenuitspraak van 5 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2517), bij de uitspraak van 3 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:240) het vaststellingsbesluit van dit bestemmingsplan, alsmede het herstelbesluit van 29 oktober 2015 vernietigd. De Afdeling is hiertoe overgegaan omdat zij oordeelde dat in het plan ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting strekkende tot het inrichten van het plangebied in overeenstemming met het natuurontwikkelingsplan en de ruimtelijke randvoorwaarden was opgenomen. Bij het besluit van 29 oktober 2015 was naar het oordeel van de Afdeling dit gebrek niet hersteld.
4.    Het college heeft, zoals hiervoor in het procesverloop vermeld, bij het besluit van 29 maart 2016 het besluit van 17 februari 2015 ingetrokken en de gevraagde omgevingsvergunning tegelijkertijd opnieuw verleend.
Daarbij is voor het project met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo, vergunning verleend in afwijking van het bestemmingsplan "Buitengebied Maartensdijk". Het college heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, waarbij het heeft verwezen naar het bestemmingsplan "Prinsenlaan 80 Groenekan 2016", waarvan op
29 maart 2016 een ontwerp in procedure was. Verder heeft het college er in het besluit op gewezen dat zowel de provincie als het waterschap in het kader van het gevoerde vooroverleg hebben ingestemd met het project.
5.    Bij besluit van 27 oktober 2016 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Prinsenlaan 80 Groenekan 2016" vastgesteld. Ook dit bestemmingsplan dient ertoe om de verblijfsrecreatieve ontwikkeling op het perceel mogelijk te maken. In dit bestemmingsplan is, in tegenstelling tot in het eerder vernietigde bestemmingsplan "Prinsenlaan 80 Groenekan 2014" waarop de uitspraken van 5 augustus 2015 en 3 februari 2016 betrekking hebben, wel voorzien in de voorwaardelijke verplichting strekkende tot het inrichten van het plangebied in overeenstemming met het natuurontwikkelingsplan en de ruimtelijke randvoorwaarden.
Het hoger beroep van [appellant]
6.    [appellant] is eigenaar van het perceel [locatie], direct tegenover het perceel. Hij kan zich niet verenigen met het besluit, aangezien hij vreest hinder te zullen ondervinden van het project.
7.    Alvorens aan de inhoud van het hoger beroep kan worden toegekomen, moet evenwel de vraag worden beantwoord of [appellant] belang heeft bij een uitspraak op het hoger beroep.
8.    De Afdeling heeft in de uitspraak van 1 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2593) op het beroep van onder meer [appellant] tegen het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan "Prinsenlaan 80 Groenekan 2016" van 27 oktober 2016 beslist. Daarbij heeft de Afdeling dit bestemmingsplan in stand gelaten, behoudens een ondergeschikt onderdeel, dat betrekking heeft op het onderwerp parkeren.
Het college heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat het project waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, geheel met het bestemmingsplan "Prinsenlaan 80 Groenekan 2016" in overeenstemming is, hetgeen van de zijde van [appellant] niet is betwist. Dit betekent dat realisering van het project op het perceel inmiddels bij recht is toegestaan.
Gelet hierop heeft [appellant] geen belang meer bij de beoordeling van de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan
"Buitengebied Maartensdijk" heeft mogen verlenen. Er is evenmin gebleken van andere redenen op grond waarvan nog procesbelang bestaat. Derhalve is het procesbelang vervallen.
9.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
w.g. Slump    w.g. Bolleboom
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2018
641.