201801438/1/A3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Bergeijk,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 januari 2018 in zaak nr. 18/115 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Bergeijk.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2017 heeft de burgemeester de sluiting gelast van de woning van [appellant] aan [locatie] te Bergeijk met ingang van 7 november 2017 voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 2 januari 2018 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden ingaat 14 dagen na bekendmaking van dit besluit.
Bij uitspraak van 26 januari 2018 heeft de rechtbank, voor zover van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. G.M. van de Boom, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 12 oktober 2017 heeft de politie een onderzoek ingesteld in de woning van [appellant] aan [locatie] te Bergeijk. In een bestuurlijke rapportage van 13 oktober 2017 is onder meer het volgende vermeld:
" In de woning werd in een diepvries in de keuken een hoeveelheid van 11 gram amfetamine aangetroffen en in een diepvries in de berging, welke deel uit maakt van de woning, werd 361 gram amfetamine aangetroffen. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen amfetamine is er sprake van een dealershoeveelheid/indicatie. Daarnaast had de politie in september 2017 informatie ontvangen via Meld Misdaad Anoniem dat er vanuit het pand [locatie] te Bergeijk harddrugs gedeald zou worden. Op de 1e etage van de woning werd in een slaapkamer een vermoedelijk onlangs ontmantelde hennepkwekerij aangetroffen. Resten van hennepplanten lagen nog op de grond. Gaten voor de bevestiging van materialen voor de hennepkwekerij zaten in de muren en in het plafond. In de slaapkamer stond nog een slakkenhuis met ventilator welke doorgaans wordt gebruikt bij de inrichting van een hennepkwekerij en een elektrische verwarming voor de verhitting van de ruimte ter bevordering van het kweekproces of versnelling van het droogproces van hennep. In de achtertuin van de woning werden drie grote hennepplanten in een pot aangetroffen. In de schuur achter in de tuin werd een kleine hoeveelheid hennepafval en onderdelen die kunnen worden gebruikt bij een hennepkwekerij aangetroffen. De aangetroffen onderdelen waren onder andere een ventilatieslang die welke normaliter bij een hennepkwekerij aangesloten zit op een slakkenhuis met ventilator zoals aangetroffen op de 1e etage op de slaapkamer, kweekbakken, watertonnen en een tuinslang. In de woning werd een klein model alarmpistool met patronen aangetroffen, welke niet aan de inrichting voor een alarmpistool voldeed. Het betreft daarom een categorie 3 wapen. Het voorhanden hebben van een categorie 3 wapen is verboden in artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie, en strafbaar is gesteld in artikel 55 Wet Wapens en Munitie. De in de diepvries aangetroffen 372 gram witte vochtige substantie werd middels de Narcotest M.M.C. International BV, Opiates/Amphetamines-test getest. De uitslag van de indicatieve drugstest was positief op amfetamine.[…]"
Besluitvorming
2. De burgemeester heeft naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage de woning op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet en het op grond daarvan op 27 januari 2015 vastgestelde "Damoclesbeleid gemeente Bergeijk (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet)" voor de duur van drie maanden gesloten. De burgemeester heeft de sluiting van de woning in het besluit op bezwaar gehandhaafd en bepaald dat de sluiting van de woning ingaat 14 dagen na bekendmaking van dit besluit.
Hoger beroep
3. [appellant] voert als enige beroepsgrond aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de door hem aangevoerde bijzondere omstandigheden geen aanleiding vormen om op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) af te wijken van het handhavingsbeleid. Hij voert ter onderbouwing aan dat hij de aangetroffen amfetamine gebruikte om ernstige fysieke en geestelijke problemen, ontstaan als gevolg van een ernstig ongeval in 2000, te bestrijden. Volgens [appellant] heeft hij hartklachten en ernstige longproblemen. Daarnaast is hij verslaafd en is hij bezig om van zijn verslaving af te komen. In dat verband wijst hij erop dat hij zich in overleg met zijn behandelaars heeft gemeld voor een interne behandeling bij Novadic-Kentron, een instelling voor verslavingszorg, maar dat er nog geen plaats voor hem is. Verder voert [appellant] aan dat hij geen social vangnet heeft, dat hij niet eenvoudig in een opvangtehuis terecht kan en dat de openbare orde in dit geval niet is aangetast, omdat niemand hinder heeft ondervonden van de aanwezigheid van drugs in de woning. Voormelde bijzondere omstandigheden dienen in dit geval zwaarder te wegen dan het belang van de openbare orde, aldus [appellant].
Beoordeling hoger beroep
4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het geschil beperkt is tot de vraag of zich bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb voordoen. Gelet op dit artikel dient de burgemeester te beoordelen of de gevolgen van de sluiting van de woning voor drie maanden voor [appellant] wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sluiting.
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de door [appellant] aangevoerde bijzondere omstandigheden geen aanleiding vormen om op grond van artikel 4:84 van de Awb af te wijken van het handhavingsbeleid. Het gaat in deze zaak om een zeer grote handelshoeveelheid harddrugs, waardoor de openbare orde, anders dan [appellant] stelt, ernstig is verstoord. Voorts is van belang dat de burgemeester er voldoende blijk van heeft gegeven dat rekening is gehouden met de belangen van [appellant]. Zo heeft de burgemeester in zijn besluit op bezwaar toegelicht rekening te hebben gehouden met de fysieke en geestelijke problemen die [appellant] ondervindt. De burgemeester heeft in dat verband medegedeeld dat een noodvoorziening in de vorm van het Voorzieningenhuis te Eindhoven beschikbaar is waar [appellant] gedurende de sluiting met zijn fysieke en geestelijke problemen kan worden opgevangen. Van deze mogelijkheid heeft [appellant] geen gebruik gemaakt. De stelling van [appellant] dat hij niet eenvoudig in een opvangtehuis terecht kan en dat een instelling voor verslavingszorg geen plek voor hem had, heeft de burgemeester door zijn aanbod in voldoende mate ondervangen.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Hoogvliet w.g. Soffner
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2018
818.