201800129/1/A1.
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en [appellante] (hierna in enkelvoud: [appellant]), wonend te Borger, gemeente Borger-Odoorn,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit 22 december 2017 heeft het college aan Villa van Streek V.O.F. een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik in strijd met de beheersverordening "Borger-Centrum" (hierna: de beheersverordening) op het perceel Torenlaan 13 te Borger (hierna: het perceel).
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2018, waar [appellant] en [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door P. Fischer en P. Lok-Huigen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Villa van Streek, vertegenwoordigd door mr. F. Postma, advocaat te Leeuwarden, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het college heeft bij besluit van 9 september 2015, gewijzigd bij besluit van op 30 december 2015, aan Villa van Streek een omgevingsvergunning verleend voor de functies "horeca-brasserie (niet zijnde café-bedrijf), detailhandel, winkel, kantoor-vergaderruimte en dienstverlening-workshops" op het perceel. [appellant] woont op het perceel [locatie] in Borger. Hij vreest dat de vestiging van de brasserie op het perceel dat grenst aan zijn perceel leidt tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat en heeft rechtstreeks beroep ingesteld tegen de verlening van de omgevingsvergunning.
De rechtbank Noord-Nederland heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) als deskundige benoemd om de rechtbank van advies te dienen in onder meer deze zaak. Nadat de rechtbank het college in een tussenuitspraak van 2 februari 2017 heeft opgedragen om in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken te herstellen, heeft zij de StAB om aanvullend advies gevraagd. De StAB heeft op 9 mei 2017 opnieuw advies uitgebracht aan de rechtbank. Vervolgens heeft de rechtbank bij einduitspraak van 22 november 2017 het beroep gegrond verklaard, de verleende omgevingsvergunning vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na verzending van deze uitspraak en met inachtneming daarvan een nieuwe beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning neemt. Villa van Streek heeft aanvankelijk hoger beroep ingesteld tegen de tussenuitspraak en de einduitspraak.
Het college heeft ter uitvoering van de opdracht in de einduitspraak bij besluit van 22 december 2017 opnieuw op de aanvraag om omgevingsvergunning beslist en daarbij aan Villa van Streek met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gelezen in verbinding met artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning verleend. Dit besluit is op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) onderwerp van geding in de hogerberoepsprocedure. [appellant] is het met het besluit van 22 december 2017 niet eens, hij heeft daartegen gronden ingediend.
Omdat Villa van Streek haar hoger beroep vervolgens heeft ingetrokken, ligt in deze zaak thans alleen het beroep van [appellant] tegen het besluit van 22 december 2017 nog ter beoordeling voor.
De omgevingsvergunning van 22 december 2017
2. In de omgevingsvergunning is opgenomen dat met betrekking tot het perceel in 2012 ook een omgevingsvergunning is verleend waarbij onder meer horeca op het perceel is toegestaan. Omdat die omgevingsvergunning en de daaraan ten grondslag liggende aanvraag zowel betrekking heeft op 'horeca' als op 'ondersteunende horeca' is de destijds vergunde situatie onduidelijk. De thans verleende omgevingsvergunning dient er ook toe de hierdoor ontstane rechtsonzekerheid te ondervangen, omdat hierbij de brasserie als hoofdfunctie worden aangeduid.
Het college heeft de omgevingsvergunning verleend in afwijking van de beheersverordening, omdat het van mening is dat het aangevraagde gebruik past in het centrum van Borger en het gemeentelijke beleid. Teneinde daarmee te bewerkstelligen dat aan de gestelde normen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan, waarbij overigens ook anderszins sowieso aan die normen moet worden voldaan, alsmede om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig te laten zijn, zijn de aanbevelingen uit het StAB-advies van 9 mei 2017 (hierna: het StAB-advies) overgenomen en als voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden, hetgeen ter zitting van de Afdeling door het college is bevestigd. Deze voorschriften luiden:
"1. Binnen de terrasgrens mogen maximaal 12 tafels met gemiddeld 4 stoelen (per tafel) aanwezig zijn. De terrasgrens moet op een afstand van vijf meter evenwijdig aan de perceelgrens lopen. […];
2. Workshops dienen binnen plaats te vinden. Deelnemers aan een workshop mogen enkel de helft van de avond, tot 21.00 uur, gebruik maken van het terras. […];
3. Buiten en 's nachts (23.00 uur tot 7.00 uur) mag geen muziek ten gehore worden gebracht;
4. 's Avonds en 's nachts (19.00 uur tot 7.00 uur) mogen geen flessen in de afvalcontainer gestort. Vuilniszakken mogen niet in de vuilniscontainer worden opgeslagen, indien deze daardoor niet meer kan worden afgesloten;
5. De entree links van de voordeur, mag niet meer worden gebruikt als toegang tot het terras. Toegang vindt binnen de kadastrale grens plaats via de oostkant van het perceel;
6. Het terras mag maximaal tot 23:00 uur geopend zijn, behoudens het bepaalde in de Algemene plaatselijke verordening aangaande kennisgeving incidentele festiviteiten."
Beoordeling van het beroep
3. Voor zover [appellant] betoogt dat de motivering van het college om de afwijking van de beheersverordening ten behoeve van een brasserie op het perceel ontoereikend is, geldt het volgende. De rechtbank heeft met betrekking tot de bij besluiten van 9 september 2015 en 30 december 2015 verleende omgevingsvergunning in de tussenuitspraak van 2 februari 2017 overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat de Torenlaan planologisch gezien tot het centrumgebied behoort en dat horeca past binnen een toeristisch centrum en bovendien in een straat waar reeds sprake is van functiemenging en waar ook feitelijk al horeca is gevestigd. Omdat Villa van Streek haar hoger beroep heeft ingetrokken, is deze tussenuitspraak en de daarop volgende einduitspraak van 22 november 2017 inmiddels onherroepelijk. Gelet hierop en nu het thans ter beoordeling voorliggende besluit van 22 december 2017 voor wat betreft de afwijking van de beheersverordening niet afwijkt van het besluit van 9 september 2015, kan hetgeen [appellant] aanvoert over de verlening van de omgevingsvergunning voor de brasserie in afwijking van de beheersverordening thans meer niet aan de orde worden gesteld.
4. [appellant] betoogt dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften ontoereikend zijn om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen. Om dit te onderbouwen voert hij aan dat het eerste en het tweede voorschrift zijn gebaseerd op de in het StAB-advies van 9 mei 2017 opgenomen verwachte geluidsbelasting door Villa van Streek. Villa van Streek is inmiddels echter gesloten en het is onduidelijk op welke wijze een nieuwe eigenaar het perceel met zich de daarop bevindende bebouwing zal gebruiken. Volgens [appellant] moet daarom worden uitgegaan van de maximale geluidsproductie op het terras als gevolg waarvan sprake zal zijn van een hogere geluidsbelasting, en waarmee ten onrechte geen rekening is gehouden. [appellant] voert verder aan dat het vierde voorschrift met betrekking tot het gebruik van de afvalcontainer onverlet laat dat op andere manieren geluidsoverlast wordt veroorzaakt en dat ook een gesloten container op warme dagen geurhinder kan geven. Verder staat het vijfde voorschrift er niet in de weg dat op de entree links van de voordeur bijvoorbeeld fietsen worden gestald en als gevolg daarvan hinder ontstaat, aldus [appellant].
4.1. Anders dan [appellant] stelt, is in het StAB-advies niet uitgegaan van het door Villa van Streek geprefereerde gebruik van het terras, maar van een worstcase-opstelling op het terras waarbij de toegestane twaalf tafels zo dicht mogelijk bij de op 5 m afstand van het perceel van [appellant] gelegen terrasgrens worden geplaatst en een bezettingsgraad van de tafels van 100%. In het StAB-advies wordt geconcludeerd dat de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 45 dB(A) in de avondperiode bij een dergelijk gebruik van het terras door bezoekers van de brasserie niet zal worden overschreden. Ten aanzien van het gebruik van het terras door deelnemers aan de workshops is in het StAB-advies opgenomen dat wanneer de deelnemers de helft van de avondperiode van het terras gebruik maken en daarna het terras niet meer door hen zal worden gebruikt, een overschrijding van de geluidgrenswaarde in de avondperiode niet aan de orde zal zijn. Gelet hierop en nu de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften niet alleen voor Villa van Streek, maar ook voor haar rechtsopvolgers gelden, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college de voorschriften met betrekking tot het gebruik van het terras ten onrechte heeft gebaseerd op de conclusies uit het StAB-advies en dat deze voorschriften niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Dat het thans van bestrating voorziene deel van het terras volgens [appellant] niet groot genoeg is voor het plaatsen van twaalf tafels zonder de terrasgrens te overschrijden, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Wat er zij van deze stelling, een eventuele overschrijding van de terrasgrens betreft een kwestie van handhaving.
Voor zover [appellant] stelt dat het vierde voorschrift ontoereikend is, wordt overwogen dat in het StAB-advies is opgenomen dat het normaal openen en sluiten van de klep van de vuilcontainer en de deur van de stenen schuur naar verwachting geen overschrijding van de geluidgrenswaarden voor het maximale geluidsniveau zal veroorzaken, omdat de vuilcontainer van kunststof is en de deur van de schuur is voorzien van rubber dat is aangebracht op de metalen sluiting. Voorts is opgenomen dat bij het verpakken van het afval in gesloten vuilniszakken in combinatie met een gesloten container ook bij warm weer in principe geen stankoverlast zal ontstaan. Gelet hierop heeft het college kunnen volstaan met hetgeen in het vierde voorschrift is opgenomen. De stelling van [appellant] dat ook een afgesloten container op warme dagen geurhinder geeft, leidt niet tot het oordeel dat ondanks het vierde voorschrift van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geen sprake zal zijn. Om die reden bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat in de omgevingsvergunning ten onrechte niet is bepaald dat de afvalcontainer niet in de nabijheid van het perceel van [appellant] mag worden geplaatst.
Met betrekking tot de entree links van de voordeur, die in diverse stukken 'de steeg' is genoemd en waarover het achter de villa gelegen terras kan worden bereikt, geldt dat het college in zijn verweerschrift heeft bevestigd dat het vijfde voorschrift ook verbiedt dat het als toegang met de fiets wordt gebruikt. Het stallen van fietsen in de steeg is volgens het college wel toegestaan. [appellant] heeft terecht aangevoerd dat in dat geval de overlast die het vijfde voorschrift juist beoogt te voorkomen, aanwezig blijft, omdat bezoekers van de brasserie dan in de directe nabijheid van de erfgrens zullen verblijven. Voorts acht de Afdeling niet aannemelijk dat bezoekers die in de steeg hun fiets kunnen stallen vervolgens het terras niet via de steeg zullen betreden. Gelet hierop heeft het college niet kunnen volstaan met het vijfde voorschrift.
Het betoog slaagt.
Conclusie
5. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het besluit van 22 december 2017 dient te worden vernietigd, voor zover daarin niet is bepaald dat de entree links van de voordeur niet mag worden gebruikt voor het stallen van fietsen door bezoekers van de brasserie. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf voorziend een voorschrift aan de omgevingsvergunning te verbinden en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 22 december 2017, voor zover het is vernietigd.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] te worden veroordeeld. In dat verband wordt het volgende opgemerkt. [appellant] heeft recht op een vergoeding van gemaakte reis- en verletkosten voor het bijwonen van de zitting door één persoon. De reiskosten worden vastgesteld op € 55,77, zijnde de prijs van een retour NS tweede klasse van station Assen naar station Den Haag Centraal van € 50,60, vermeerderd met een forfaitair bedrag van € 5,17. De verletkosten worden vastgesteld op € 176,40, zijnde een forfaitair aantal uren van zes vermeerderd met het uurloon van [appellante] van € 29,40.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn van 22 december 2017, kenmerk 22892-2017, voor zover daarin niet is bepaald dat de entree links van de voordeur niet mag worden gebruikt voor het stallen van fietsen;
III. bepaalt dat aan het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn van 22 december 2017, kenmerk 22892-2017, het volgende voorschrift wordt verbonden:
"- de entree links van de voordeur mag niet worden gebruikt voor het stallen van fietsen door bezoekers van de brasserie";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, voor zover dat is vernietigd;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn tot vergoeding van bij [appellant] en [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 232,17 (zegge: tweehonderdtweeëndertig euro en zeventien cent), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Duifhuizen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2018
724.