ECLI:NL:RVS:2018:3536

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
201707570/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakkapel in Naaldwijk

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 8 augustus 2017 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Westland had op 23 maart 2016 geweigerd om aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde van zijn woning in Naaldwijk. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] op 22 november 2016 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet verleend kon worden op basis van de geldende planregels, die vereisen dat een dakopbouw zich moet voegen naar reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak. In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de gevraagde vergunning niet kon worden verleend, omdat er aan de achterzijde van zijn woning al een vergelijkbare dakopbouw aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 augustus 2018 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de gevraagde vergunning niet kon worden verleend, omdat de dakkapel niet voldeed aan de vereisten van de planregels. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201707570/1/A1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Naaldwijk, gemeente Westland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 augustus 2017 in zaak nr. 17/209 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2016 heeft het college geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde van zijn woning gelegen op het perceel aan de [locatie] te Naaldwijk, gemeente Westland.
Bij besluit van 22 november 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2018, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door J.J. van Raalte en F.M. de Schipper. zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Op het perceel is het bestemmingsplan "Woonkern Naaldwijk" van toepassing met als bestemming "Wonen". Ter plaatse van het bouwvlak waarbinnen de woning is gelegen, geldt bovendien de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 5".
2.    In hoger beroep is slechts in geschil of de door [appellant] gewenste dakopbouw voldoet aan artikel 19, lid 19.2, onderdeel 19.2.1, onder h, van de planregels.
3.    Artikel 29, lid 29.8, van de planregels bevat algemene regels voor het plaatsen van dakkapellen in het plangebied. Deze bepaling luidt als volgt: "Voor het bouwen van dakkappellen gelden de volgende regels:
a. maatvoering achterzijde:
1.    de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5m vrij in het dakvlak;
2.    de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75m;
3.    de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan;
b. maatvoering voorzijde:
1.    de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
2.    de dakkapel ligt aan alle zijden tenminste 0,5m vrij in het dakvlak;
3.    de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,50m;
4.    de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan."
Artikel 19, lid 19.2, onderdeel 19.2.1, onder h, van de planregels luidt: "ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 5" mogen dakkapellen/dakopbouwen worden gebouwd waarbij de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden door een dakkapel/dakopbouw die minder dan 0,5 m uit een of meerdere randen van het dakvlak ligt. De situering, vorm en maatvoering dienen aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak."
4.    In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte, in navolging van het college, heeft overwogen dat verlening van de gevraagde vergunning op grond van artikel 19, lid 19.2, onderdeel 19.2.1, onder h, van de planregels niet mogelijk is. Daartoe heeft de rechtbank ten onrechte redengevend geacht dat de laatste zin van deze bepaling aldus dient te worden uitgelegd dat deze plaatsing van een dakopbouw waarbij de maximaal toegestane goothoogte wordt overschreden slechts toestaat in een dakvlak, in dit geval aan de voorzijde van het blok van woningen waartoe ook de woning van [appellant] behoort, waar reeds een gelijksoortige dakopbouw aanwezig is. Uit de planregel wordt afdoende duidelijk, dat niet van belang is of aan de voorzijde van het blok van woningen reeds een vergelijkbare dakopbouw aanwezig is die de maximale toegestane goothoogte overschrijdt en waarbij de te plaatsen dakopbouw qua situering, vorm en maatvoering aansluit, maar dat op enige plek in het bouwvlak een dergelijke dakopbouw reeds aanwezig is, aldus [appellant]. Dat laatste is het geval, nu aan de achterzijde van zijn woning een dergelijke dakopbouw geplaatst is, die qua situering, vorm en maatvoering identiek is aan de aan de voorzijde te plaatsen dakopbouw.
5.    Op grond van artikel 19, lid 19.2, onderdeel 19.2.1, onder h, van de planregels dient een dakopbouw als gepland door [appellant] ook wat de situering betreft aan te sluiten bij de reeds aanwezige exemplaren binnen het bouwvlak. De planregels bevatten geen nadere duiding van het begrip "aansluiten bij", zodat de Afdeling daarvoor de letterlijke betekenis van deze woorden als leidraad neemt. In dat licht begrijpt de Afdeling de bewoording "aansluiten bij" aldus dat een nieuw te bouwen dakopbouw zich waarneembaar dient te voegen naar, dan wel waarneembaar dient voort te bouwen op reeds aanwezige dakopbouwen bij woningen in hetzelfde bouwvlak. Van "aansluiten bij" in deze zin is slechts sprake indien de voorgenomen dakopbouw zich bevindt aan dezelfde zijde van de woning, in dit geval de straatzijde, waarop bij woningen die in hetzelfde bouwvlak zijn gelegen reeds sprake is van een opbouw. Niet in geschil is dat op de binnen het bouwvlak gelegen woningen aan de voorzijde geen sprake is van dakopbouwen waarbij de vereiste aansluiting wat de situering betreft kan worden gevonden. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat verlening van de gevraagde vergunning op grond van artikel 19, lid 19.2, onderdeel 19.2.1, onder h, van de planregels niet mogelijk is. Dat betekent dat het bestemmingsplan aan de voorzijde van de woning van [appellant] slechts een dakkapel mogelijk maakt die voldoet aan de maatvoering in artikel 29, lid 29.8, aanhef en onder b, van de planregels.
De beroepsgrond faalt.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Slump    w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2018
574.