ECLI:NL:RVS:2018:3551

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
201801956/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugvordering van zorg- en huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 januari 2018. De Belastingdienst/Toeslagen had bij besluit van 28 april 2017 de zorgtoeslag en huurtoeslag over 2015 definitief vastgesteld op respectievelijk € 594,00 en € 1.125,00, en de teveel ontvangen voorschotten teruggevorderd. De rechtbank verklaarde de beroepen van [appellant] gegrond voor wat betreft de rente, maar ongegrond voor het overige. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 oktober 2018 behandeld. [Appellant] betoogde dat de Belastingdienst/Toeslagen geen bewijs had geleverd voor de vordering over de jaren 2013, 2014 en 2015, en dat hij door slechte postbezorging niet op de hoogte was van belangrijke mededelingen. De Raad van State oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht is overgegaan tot terugvordering van de teveel betaalde zorg- en huurtoeslag, inclusief de verrekende bedragen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de dienst de juiste bedragen had vastgesteld en dat de terugvordering rechtmatig was.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 31 oktober 2018.

Uitspraak

201801956/1/A2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 januari 2018 in zaken nrs. 17/5689 en 17/5690 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag respectievelijk de huurtoeslag over 2015 voor [appellant] definitief berekend op € 594,00 en € 1.125,00 en de teveel ontvangen voorschotten teruggevorderd.
Bij afzonderlijke besluiten van 3 juli 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 januari 2018 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 3 juli 2017 vernietigd voor zover in de besluiten niet is beslist op de bezwaren tegen de rente en bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde gedeelten van de besluiten van 3 juli 2017 in stand blijven. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de besluiten van 3 juli 2017. Voor het overige heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2018, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. drs. J.H.E. van der Meer, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] heeft in 2015 voorschotten zorg- en huurtoeslag ontvangen. De zorg- en huurtoeslag over 2015 voor [appellant] waren in de voorschotbeschikking van 20 juni 2015 respectievelijk berekend op  € 1.791,00  en € 3.129,00. Bij besluit van 28 april 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen deze toeslagen definitief berekend en vastgesteld op respectievelijk € 594,00 en € 1.125,00. Tevens moest [appellant] respectievelijk € 1.236,00 en € 2.070,00 (inclusief rente) terugbetalen omdat hij teveel zorg- en huurtoeslag had ontvangen. Van de verstrekte voorschotten zorgtoeslag is een bedrag van € 481,00 verrekend met de openstaande vordering zorgtoeslag van het berekeningsjaar 2013. Van de in 2015 verstrekte voorschotten huurtoeslag is een bedrag van € 1.368,00 plus € 6,00 rente verrekend met de openstaande vordering huurtoeslag van het berekeningsjaar 2013 en een bedrag van € 288,00 verrekend met een openstaande vordering huurtoeslag van het berekeningsjaar 2014.
De uitspraak van de rechtbank
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht is overgegaan tot terugvordering van teveel betaalde zorg- en huurtoeslag, inclusief de verrekende bedragen. De rechtbank heeft het beroep in zoverre ongegrond verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen heeft volgens de rechtbank echter niet beslist op de grond ten aanzien van de rente, waarmee niet op alle gronden is beslist. De rechtbank heeft het beroep in zoverre gegrond verklaard. Omdat de Belastingdienst/Toeslagen terecht rente over de teruggevorderde bedragen aan [appellant] in rekening heeft gebracht, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit in stand gelaten.
Het hoger beroep
3.     [appellant] betoogt dat de Belastingdienst/Toeslagen geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat er sprake was van een vordering van de Belastingdienst/Toeslagen op [appellant] over de jaren 2013, 2014 en 2015 vanwege teveel uitbetaalde zorg- en huurtoeslag. Hij voert in verband hiermee tevens aan dat de postbezorging zeer te wensen over laat waardoor hij brieven niet heeft ontvangen.
3.1.    Artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) luidt:
"1. voor de toepassing van dit hoofdstuk blijven titel 4.2 en artikel 4:125 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing en zijn artikel 3:40, titel 4.1 en de hoofdstukken 6 en 7 van die wet niet van toepassing op de verrekeningsbeschikking, bedoeld in artikel 30."
Artikel 26 van de Awir luidt:
"Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd."
Artikel 27, eerste lid, van de Awir luidt:
"1. Over uit te betalen bedragen wordt rente vergoed en over terug te vorderen bedragen wordt rente in rekening gebracht."
Artikel 30, eerste lid, van de Awir luidt:
"1. De Belastingdienst/Toeslagen is bevoegd tot verrekening van een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering met een aan hem uit te betalen tegemoetkoming of voorschot daarop, een en ander ongeacht de inkomensafhankelijke regeling die het betreft en ongeacht het berekeningsjaar."
3.2.    In deze zaak is alleen de vraag aan de orde of de Belastingdienst/Toeslagen de zorg- en huurtoeslag over 2015 terecht heeft vastgesteld op respectievelijk € 594,00 en € 1.125,00 en of de juiste bedragen zijn teruggevorderd.
In dit geval heeft de Belastingdienst/Toeslagen niet het volledige bedrag aan voorschotten over 2015 aan [appellant] uitbetaald, maar verrekend met openstaande vorderingen van teveel betaalde voorschotten van de toeslagen over 2013 en 2014. Tegen deze verrekening kon [appellant], gelet op artikel 12 van de Awir, geen rechtsmiddelen aanwenden. Dat, zoals [appellant] stelt, hij deze mededelingen niet heeft ontvangen als gevolg van slechte postbezorging kan daarom in deze procedure niet aan de orde komen.
Uit het door de Belastingdienst/Toeslagen verstrekte overzicht blijkt dat het totaal van de verrekende en uitbetaalde bedragen overeenkomt met de verstrekte voorschotten zorg- en huurtoeslag 2015. Verder is niet gebleken dat de berekening van het terug te vorderen bedrag over 2015 aan teveel betaalde voorschotten en rente onjuist is. Dat betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de dienst terecht is overgegaan tot terugvordering van teveel betaalde zorg- en huurtoeslag, inclusief de verrekende bedragen.
Het betoog faalt.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2018
17.