ECLI:NL:RVS:2018:3561

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
201709088/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van onbevoegdheid van de rechtbank in hoger beroep tegen niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2017. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van [appellant] tegen het niet tijdig beslissen door de regiodirecteur van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Rijnmond. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van [appellant] om dossierinzage geen verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) was, waardoor er geen aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was gedaan. Dit leidde tot de onbevoegdheid van de rechtbank om het beroep te behandelen.

[Appellant] heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte onbevoegd was, omdat de dossierstukken met betrekking tot zijn biologische dochter privé zijn en hij geen Wob-verzoek heeft gedaan. De Afdeling heeft de zaak op 25 september 2018 ter zitting behandeld, waarbij [appellant] aanwezig was. De Afdeling heeft overwogen dat het verzoek van [appellant] niet op een openbaarmakingsregeling was gebaseerd en dat het verzoek slechts beperkte strekking had, namelijk het verkrijgen van feitelijke inzage of informatie. Dit verzoek was niet gericht op enig rechtsgevolg en voldeed daarom niet aan de definitie van een besluit in de zin van de Awb.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzoek van [appellant] geen aanvraag was in de zin van de Awb en dat het uitblijven van een reactie op het verzoek niet kon worden gelijkgesteld met een besluit. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201709088/1/A3.
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2017 in zaak nr. 17/134 in het geding tussen:
[appellant]
en
de regiodirecteur van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Rijnmond.
Procesverloop
Bij uitspraak van 8 september 2017 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het door [appellant] ingestelde beroep tegen niet tijdig beslissen kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De regiodirecteur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2018, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1.    Bij e-mail van 13 maart 2014 met als onderwerp: "dossierinzage [naam]" heeft [appellant] verzocht om "de laatste twee zittingsverslagen van [persoon]" te ontvangen.
Bij brief van 28 augustus 2014 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen niet tijdig beslissen.
2.    De rechtbank heeft overwogen dat de e-mail van 13 maart 2014 geen verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) is. Er doet zich daarom geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en geen met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit voor. Zij is daarom onbevoegd van het beroep kennis te nemen, aldus de rechtbank.
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard. Volgens hem zijn de dossierstukken met betrekking tot zijn biologische dochter privé. Hij heeft daarom geen Wob-verzoek gedaan.
3.1.    Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb luidt:
"Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling."
Het derde lid luidt:
"Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen."
Artikel 6:2, aanhef en onder b, luidt:
"Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit."
Artikel 8:1 luidt:
"Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."
4.    [appellant] heeft het verzoek van 13 maart 2014 niet op een openbaarmakingsregeling gebaseerd. De strekking van het verzoek is derhalve beperkt tot het feitelijk inzage geven dan wel verstrekken van informatie. Het al dan niet inwilligen van een verzoek met een dergelijke strekking is niet op enig rechtsgevolg gericht en dus geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het verzoek geen aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb en dat het uitblijven van een reactie op het verzoek niet, ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, met een besluit kan worden gelijkgesteld. De rechtbank heeft zich derhalve terecht onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het door [appellant] ingestelde beroep.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2018
317.