ECLI:NL:RVS:2018:3561
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van onbevoegdheid van de rechtbank in hoger beroep tegen niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2017. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van [appellant] tegen het niet tijdig beslissen door de regiodirecteur van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Rijnmond. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van [appellant] om dossierinzage geen verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) was, waardoor er geen aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was gedaan. Dit leidde tot de onbevoegdheid van de rechtbank om het beroep te behandelen.
[Appellant] heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte onbevoegd was, omdat de dossierstukken met betrekking tot zijn biologische dochter privé zijn en hij geen Wob-verzoek heeft gedaan. De Afdeling heeft de zaak op 25 september 2018 ter zitting behandeld, waarbij [appellant] aanwezig was. De Afdeling heeft overwogen dat het verzoek van [appellant] niet op een openbaarmakingsregeling was gebaseerd en dat het verzoek slechts beperkte strekking had, namelijk het verkrijgen van feitelijke inzage of informatie. Dit verzoek was niet gericht op enig rechtsgevolg en voldeed daarom niet aan de definitie van een besluit in de zin van de Awb.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzoek van [appellant] geen aanvraag was in de zin van de Awb en dat het uitblijven van een reactie op het verzoek niet kon worden gelijkgesteld met een besluit. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.