ECLI:NL:RVS:2018:369

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
201709833/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in omgevingsrechtelijke zaak betreffende eetcafé en bedrijfswoning te Reusel

Op 6 februari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil tussen [wederpartij] en [verzoeker] over een omgevingsvergunning voor de bouw van een eetcafé met bedrijfswoning in Reusel. Het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden had op 25 september 2015 aan [verzoeker] een omgevingsvergunning verleend. [Wederpartij], wonend naast het perceel, vreesde voor geluidoverlast en een tekort aan parkeerplaatsen door het bouwplan. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant op 20 november 2017, waarin de rechtbank het beroep van [wederpartij] gegrond verklaarde, heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. [Wederpartij] verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat het besluit van 25 september 2015 geschorst zou worden.

Tijdens de zitting op 18 januari 2018 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. [Wederpartij] stelde dat het eetcafé geluidoverlast zou veroorzaken en dat er onvoldoende parkeerplaatsen zouden zijn. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat de gevreesde overlast vooral verband hield met het gebruik van het eetcafé, dat inmiddels was gerealiseerd en in overeenstemming was met de bestemmingsplannen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening en wees het verzoek af. Tevens werd opgemerkt dat een vergunninghouder op eigen risico gebruik maakt van de vergunning zolang deze niet in rechte onaantastbaar is.

De uitspraak werd gedaan door mr. Th.C. van Sloten, in aanwezigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 6 februari 2018.

Uitspraak

201709833/2/A1.
Datum uitspraak: 6 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [wederpartij], wonend te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
[verzoeker], wonend te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 20 november 2017 in zaak nr. 16/1671E in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Reusel-de Mierden.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2015 heeft het college aan [verzoeker] omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een eetcafé met bedrijfswoning op het perceel [locatie 1] en de [locatie 2] te Reusel (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 april 2016 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 19 april 2017 heeft de rechtbank het college opgedragen om haar binnen twee weken mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid om de geconstateerde gebreken te herstellen en het college in de gelegenheid gesteld om, binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, de gebreken te herstellen met inachtneming van deze tussenuitspraak.
Bij einduitspraak van 20 november 2017 heeft de rechtbank het door [wederpartij] tegen het besluit van 19 april 2016 ingestelde beroep gegrond verklaard en de besluiten van 19 april 2016 en 1 juni 2017 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 januari 2018, waar [wederpartij], bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, en [verzoeker], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigt door mr. P. Bakermans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    [wederpartij] woont naast het perceel. Zij vreest geluidoverlast te zullen ondervinden van het bouwplan en dat het bouwplan voorziet in het realiseren van te weinig parkeerplaatsen.
3.    Het bouwplan strekt tot de bouw van een eetcafé en een grondgebonden bedrijfswoning. Het eetcafé is gerealiseerd en in bedrijf.
Ter zitting is gebleken dat van de beoogde bedrijfswoning vooralsnog alleen de begane grond is gerealiseerd. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot het schorsen van het besluit van 25 september 2015 om te voorkomen dat sprake is van een onomkeerbare situatie voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak.
4.    Ten aanzien van de vraag of aanleiding bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van [wederpartij] dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht. Daarbij is van belang dat de gevolgen die [wederpartij] stelt te ondervinden van het bouwplan, bestaande uit geluidoverlast en een tekort aan parkeerplaatsen, niet zozeer samenhangen met de in aanbouw zijnde bedrijfswoning maar met het gebruik van het eetcafé, dat inmiddels is gerealiseerd. Verder is van belang dat [wederpartij] haar stelling dat zij geluidoverlast zal ondervinden vanwege de weerkaatsing van geluid op de gevel van de bedrijfswoning afkomstig van de hoefsmederij, zijnde een bijgebouw op het perceel, onvoldoende met feiten heeft onderbouwd.
Onder deze omstandigheden en in aanmerking nemend dat de door [wederpartij] gevreesde geluidoverlast vooral betrekking heeft op het gebruik van het eetcafé, dat, naar niet in geschil is, in overeenstemming is met de op het perceel rustende bestemming "Horeca (H)" van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Buitengebied 2009" en "Buitengebied 2009, herziening fase 1a", moet worden geoordeeld dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening, als is verzocht, rechtvaardigt. Wel wijst de voorzieningenrechter erop dat een houder van een verleende vergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico daarvan gebruik maakt, ook als een verzoek als thans aan de orde, wordt afgewezen.
5.     Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.
w.g. Van Sloten    w.g. Van Leeuwen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2018
543.