ECLI:NL:RVS:2018:3765
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen
Op 19 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 28 juni 2017. De rechtbank Den Haag had eerder, op 20 juli 2017, de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen in hoger beroep gingen.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op hun hoger beroep was beslist, en dat zij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zouden ontvangen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdelingen, in het licht van eerdere uitspraken, toewijsbaar geacht.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 november 2018.