ECLI:NL:RVS:2018:3768
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- A.W.M. Bijloos
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J. Visscher, tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 30 augustus 2018. De rechtbank had eerder de beroepen van de vreemdelingen tegen hun vreemdelingenbewaring, die op 28 juni 2018 was opgelegd, ongegrond verklaard en verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De vreemdelingen zijn in vreemdelingenbewaring gesteld in het kader van hun asielprocedure.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 november 2018 uitspraak gedaan. De vreemdelingen klaagden in hun eerste grief dat de rechtbank een aantal beroepsgronden niet had besproken. De Afdeling kon echter geen oordeel geven over deze grief, omdat het proces-verbaal van de zitting of de zittingsaantekeningen ontbraken. Hierdoor was het niet mogelijk om na te gaan of de vreemdelingen in eerste aanleg relevante beroepsgronden hadden aangevoerd.
De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep kennelijk gegrond was en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De zaken werden terugverwezen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het hoger beroep waren opgekomen, tot een bedrag van € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.