201801736/1/A3.
Datum uitspraak: 21 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2018 in zaak nr. 17/5391 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2017 heeft het college een aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 2 augustus 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 10 januari 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. I. Atar, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Lo Fo Sang, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] woont samen met zijn partner in een woning op de tweede etage zonder lift. [appellant] heeft een urgentieverklaring aangevraagd voor een benedenwoning omdat hij veel moeite heeft met traplopen. Het college heeft de aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen, omdat [appellant] gezien de lange inschrijfduur bij Woningnet van meer dan achttien jaar wordt geacht binnen een redelijke termijn zelf een geschikte woning te kunnen vinden. Na het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar heeft het college zijn standpunt gehandhaafd en heeft het daaraan toegevoegd dat [appellant] gezien zijn leeftijd in aanmerking komt voor een seniorenwoning, zodat hij ook in zoverre een medisch geschikte woning kan vinden. Volgens het college heeft [appellant] bovendien geen urgent huisvestingsprobleem, omdat hij beschikt over woonruimte. Ten slotte heeft het college geen aanleiding gezien voor toepassing van de hardheidsclausule.
De aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat [appellant] gezien de lange inschrijvingsduur bij Woningnet geen urgentieverklaring nodig heeft om een passende woning te kunnen krijgen. Volgens de rechtbank heeft het college daarom de aanvraag kunnen afwijzen op grond van de algemene weigeringsgrond van artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (hierna: de Huisvestingsverordening). De rechtbank heeft daarbij betrokken dat [appellant] voldoende in aanmerking komt voor geschikte woningen, maar deze niet accepteert en dat het aan [appellant] is om te onderbouwen dat deze woningen niet geschikt zijn. Omdat [appellant] zijn huisvestingsprobleem zelf kan oplossen behoefde het college volgens de rechtbank geen medisch advies in te winnen. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat het college om dezelfde reden in redelijkheid van toepassing van de hardheidsclausule heeft mogen afzien.
Het hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college mocht aannemen dat hij ook zonder urgentieverklaring een passende woning kan krijgen. Volgens [appellant] is het niet gelukt om een geschikte woning te vinden, alhoewel hij wel meerdere malen heeft gereageerd op woningen. Daarnaast betoogt [appellant] dat het college niet heeft onderbouwd dat hij geen urgent huisvestingsprobleem heeft. Volgens [appellant] is ten onrechte door het college geen medisch advies gevraagd terwijl hij ernstige medische klachten heeft. Ten slotte is volgens [appellant] ten onrechte geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule. Volgens [appellant] leidt de weigering van een urgentieverklaring tot een schrijnende situatie. Een urgentieverklaring ziet hij als enige mogelijkheid om uit deze situatie te komen.
Wettelijk kader
4. Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Beoordeling van het hoger beroep
5. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college de aanvraag om een urgentieverklaring heeft mogen afwijzen omdat [appellant] zijn huisvestingsprobleem kon voorkomen of op een andere wijze kon oplossen. Dit is op grond van artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening een zogenoemde algemene weigeringsgrond. In de Beleidsregels woonruimteverdeling en woonruimtevoorraad Amsterdam 2017 (hierna: de Beleidsregels) is deze bepaling nader uitgewerkt in beleid. Het college heeft zich voor de beoordeling aangesloten bij deze uitwerking en heeft overwogen dat hiervan in ieder geval sprake is als de aanvrager 55 jaar of ouder is, waardoor de aanvrager een seniorenwoning kan krijgen. [appellant] is ouder dan 55 jaar en komt daardoor in aanmerking voor een seniorenwoning. Ter zitting is gevraagd naar de wachttijden voor seniorenwoningen en door het college is bevestigd dat deze niet lang zijn, met name niet in Amsterdam Zuid Oost. Daarnaast is van de algemene weigeringsgrond volgens het beleid in ieder geval sprake als de aanvrager een huishouden van maximaal drie personen heeft alsmede een inschrijvingsduur bij Woningnet van negen en een half jaar of meer, waarmee ook zonder urgentie een passende woning verkrijgbaar is. [appellant] heeft een inschrijvingsduur van achttien jaar, zodat hij op grond van het beleid wordt geacht geen urgentieverklaring nodig te hebben om in aanmerking te komen voor een passende woning. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval anders is. [appellant] heeft betwist dat de woningen waarvoor hij in aanmerking komt geschikt zijn. Hij heeft daartoe onder meer gesteld dat in sommige woningen een trap aanwezig is, de woning te oud is, niet groot genoeg of te vochtig. Anders dan [appellant] stelt is hij er met deze algemene stellingen niet in geslaagd om te onderbouwen dat deze woningen niet geschikt zijn. Evenmin is hiermee aannemelijk geworden dat hij niet in aanmerking komt voor geschikte woningen.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college niet gehouden was om [appellant] door een GGD-arts te laten onderzoeken. Anders dan [appellant] stelt behoefde de ernst van de medische toestand niet te worden beoordeeld door een GGD-arts om vervolgens na te gaan of [appellant] in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Het college is bekend met de beperkingen en heeft zoals hiervoor overwogen, terecht het standpunt ingenomen dat hij zijn huisvestingsprobleem op korte termijn kan oplossen door het aanvaarden van een woning.
Nu de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de hiervoor besproken algemene weigeringsgrond de afwijzing zelfstandig kan dragen, kan de weigeringsgrond dat [appellant] geen urgent huisvestingsprobleem zou hebben, onbesproken blijven.
De rechtbank heeft daarnaast terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid van toepassing van de hardheidsclausule van artikel 2.6.11 van de Huisvestingsverordening heeft mogen afzien. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen kan de toepassing van de hardheidsclausule slechts bij uitzondering slagen en is het aan [appellant] om aannemelijk te maken dat sprake is van een schrijnende situatie of een omstandigheid die tot verlening van de urgentieverklaring noopt. Zoals uit alles wat hiervoor is overwogen volgt, doet zich dat in het geval van [appellant] niet voor.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Verheij w.g. Langeveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2018
317-893. BIJLAGE
Huisvestingsverordening Amsterdam 2016, geldend vanaf 1 januari 2017
Artikel 2.6.5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
1. Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
[…]
b. er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
[…]
Artikel 2.6.11 Hardheidsclausule
1. Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
[…]
Beleidsregels woonruimteverdeling en woonruimtevoorraad Amsterdam 2017, nr. 5 Beleidsregels urgenties
3. Algemene weigeringsgronden (HVV artikel 2.6.5)
Bij alle categorieën van urgentie gelden de weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening
artikel 2.6.5. Kort verwoord weigert de gemeente de aanvraag als de aanvrager:
[…]
c. Het probleem redelijkerwijs kon voorkomen of op een andere manier oplossen (lid 1c), of;
[…]
De bovengenoemde weigeringsgronden worden hieronder uitgewerkt en worden beoordeeld aan
de hand van de volgende voorwaarden en criteria:
[…]
Ad c) Het huisvestingsprobleem was redelijkerwijs op te lossen of te voorkomen;
Van een dergelijk probleem is in ieder geval sprake als de aanvrager:
• niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het
huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
[…]
• 55 jaar of ouder is, waardoor de aanvrager een ouderen- of seniorenwoningen kan krijgen;
• een huishouden van maximaal 3 personen heeft alsmede inschrijfduur bij Woningnet van 9,5 jaar of meer, waarmee ook zonder urgentie ook een passende woning verkrijgbaar is;
[…]