201800978/2/R2.
Datum uitspraak: 27 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Woudenberg,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Woudenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Bebouwde Kom" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een reactie op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2. [verzoeker], die woont aan de [locatie A], komt op tegen de gewijzigde vaststelling van het plan voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf - 2" aan de Laagerfseweg 27, 29 en 31 (hierna: het plandeel) te Woudenberg. Zijn woning staat op een afstand van ongeveer 22 m tot het plandeel en hij vreest door de gewijzigde vaststelling nadelige gevolgen te ondervinden. [verzoeker] wijst op de aspecten geluid, zicht, licht, privacy en woon- en leefklimaat. Hij voert aan dat niet duidelijk is waarom de maximale bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage voor het plandeel zijn gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan.
3. In het ontwerpplan waren aan het plandeel de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m): 6" en "maximum bebouwingspercentage (%): 75" toegekend. Bij de gewijzigde vaststelling zijn aan het plandeel de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m): 10" en "maximum bebouwingspercentage (%): 100" toegekend.
4. In zijn reactie op het verzoek van [verzoeker] erkent de raad dat aan het plandeel niet de juiste maximale bouwhoogte en niet het juiste maximale bebouwingspercentage zijn toegekend. Gelet hierop is het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
5. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6. De raad dient ten aanzien van [verzoeker] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Woudenberg van 21 december 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bebouwde Kom" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf - 2" aan de Laagerfseweg 27, 29 en 31 te Woudenberg;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Woudenberg tot vergoeding van de bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdéén euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Woudenberg aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vletter, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Vletter
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2018
653.