ECLI:NL:RVS:2018:3892

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
201801764/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit plaatsingsplan ondergrondse restafvalcontainers in Hengelo

Op 9 januari 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hengelo een plaatsingsplan vastgesteld voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC's). Tegen dit besluit heeft de appellante, wonend te Hengelo, beroep ingesteld. De zaak is behandeld op 20 november 2018. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat het besluit van 9 januari 2018 is voorbereid volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplaatsingsplan heeft van 6 september 2017 tot en met 17 oktober 2017 ter inzage gelegen, maar de appellante heeft geen zienswijzen ingediend. Volgens artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. De appellante richtte haar beroep tegen het vervallen van de ORAC nabij haar woning, maar had kunnen weten dat deze locatie zou komen te vervallen, zoals aangegeven in het ontwerpplaatsingsplan. De Afdeling oordeelt dat de appellante geen beroep kan instellen tegen het besluit van 9 januari 2018, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.

Uitspraak

201801764/1/A1.
Datum uitspraak: 28 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Hengelo,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2018 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de gemeente.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2018, waar het college, vertegenwoordigd door B. Leferink, H. Fikken en L. Davina, is verschenen.
Overwegingen
1.    Het besluit van 9 januari 2018 is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het ontwerpplaatsingsplan heeft in de periode van 6 september 2017 tot en met 17 oktober 2017 ter inzage gelegen. Van het ontwerp is kennisgegeven in het blad "Gemeentenieuws" van 5 september 2017.  Niet in geschil is dat [appellante] over het ontwerpplaatsingsplan geen zienswijzen naar voren heeft gebracht.
2.    Artikel 6:13 van de Awb luidt: "Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld."
3.    Het beroep van [appellante] richt zich tegen het vervallen van de ORAC die nabij haar woning is gelegen, aangeduid met nummer 4101 (hierna: de locatie). In het ontwerpplaatsingsplan is de locatie weergegeven met een rode stip, wat volgens de legenda betekent dat deze uiterlijk 2018 komt te vervallen.
Gelet hierop had [appellante] ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplaatsingsplan kunnen weten dat de locatie zou komen te vervallen. Gesteld noch gebleken is dat [appellante] redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt dat zij geen zienswijze hierover naar voren heeft gebracht. Gelet op artikel 6:13 van de Awb betekent dit dat zij geen beroep kan instellen tegen het besluit van 9 januari 2018.
4.    Het beroep is niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van [appellante] komt de Afdeling niet toe.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Polak    w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2018
531-912.