201808577/2/A1.
Datum uitspraak: 28 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Hoogland, gemeente Amersfoort,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2018 heeft het college het Definitief locatieplan ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in Hoogland vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Tevens hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 november 2018, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. L. Bolier, rechtsbijstandverlener te Elspeet, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door drs. H.J.M. van Gellekom, verschenen. Aan de zijde van het college is tevens P.W.M. Wieman verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het college heeft in het besluit van 11 september 2018 locaties aangewezen waar ORAC's zullen worden geplaatst. Het besluit voorziet onder meer in de plaatsing van een ORAC met nr. 33427 op de hoek van de Pottenbakkerlaan en de Steenhouwerstraat. [verzoeker] en anderen wonen in de nabijheid van die locatie.
3. [verzoeker] en anderen betogen dat de in het locatieplan gekozen locatie voor ORAC nr. 33427 in strijd is met de Afvalstoffenverordening 2015 van de gemeente Amersfoort (hierna: de Afvalstoffenverordening). Zij voeren aan dat de afstand van de ORAC meer bedraagt dan de in de Afvalstoffenverordening opgenomen maximale afstand van 150 m. Daarnaast is de ORAC bedoeld voor meer dan de in de plaatsingscriteria genoemde 100 huishoudens. Bovendien is er geen draagvlak onder de gebruikers voor de gekozen locatie. Volgens [verzoeker] en anderen leidt plaatsing van de ORAC ook tot een verkeersonveilige situatie en ontbreekt een rapportage op dit punt. Zij vrezen voorts voor een toename van vervoersbewegingen. Ten slotte is volgens hen onvoldoende gemotiveerd dat de ORAC esthetisch in de omgeving past.
3.1. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de plaatsingscriteria die als bijlage bij het besluit van 11 september 2018 zijn gevoegd niet als harde criteria, maar als vuistregels worden gehanteerd. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de omstandigheid dat de ORAC is bestemd voor gebruik door 117 huishoudens en voor een aantal gebruikers op meer dan 150 m van hun woning wordt geplaatst, tot gevolg heeft dat het besluit 11 september 2018 wat betreft de plaatsing van de ORAC met nr. 33427 niet in stand zal blijven. Het college heeft ter zitting verder toegelicht dat bij de locatiekeuze van ORAC's een afweging wordt gemaakt tussen het gemak voor de gebruikers enerzijds en de nadelen die kleven aan het plaatsen van extra ORAC's, zoals de financiële gevolgen en extra verkeersbewegingen voor het legen van de ORAC, anderszijds. De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het door [verzoeker] en anderen aangedragen alternatief, namelijk verplaatsing van de ORAC en toevoeging van een extra ORAC elders zodanig geschikter is dat het college daarom in redelijkheid voor dat alternatief had moeten kiezen. In dat verband wordt van belang geacht dat toevoeging van een extra ORAC gevolgen heeft voor het gehele locatieplan en de daarin voorziene spreiding van de ORAC's in Hoogland.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Duifhuizen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2018
724.