ECLI:NL:RVS:2018:3910

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
201808795/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen plaatsing ondergrondse container voor restafval in Culemborg

Op 29 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker], wonend te Culemborg, tegen het dagelijks bestuur van Avri. Het dagelijks bestuur had op 16 oktober 2018 besloten een ondergrondse container voor restafval (ORAC) te plaatsen op of bij een specifieke locatie in Culemborg. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de container geplaatst zou worden voordat zijn bezwaren waren behandeld.

Tijdens de zitting op 22 november 2018 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. [verzoeker] betoogde dat de gekozen locatie ongeschikt was, omdat deze zich op een kinderspeelterrein bevond en dicht bij woningen lag. Hij stelde dat er alternatieve locaties waren die geschikter waren voor de plaatsing van de container. Het dagelijks bestuur heeft in een memo van Antea Group van 16 november 2018 gereageerd op de bezwaren van [verzoeker] en gemotiveerd waarom de gekozen locatie de beste optie was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er op voorhand geen aanleiding was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van 16 oktober 2018. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 november 2018.

Uitspraak

201808795/1/A1.
Datum uitspraak: 29 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Culemborg
en
het dagelijks bestuur van Avri,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2018 heeft het dagelijks bestuur besloten een ondergrondse container voor restafval (hierna: ORAC) te plaatsen op of bij [locatie] te Culemborg (locatie [...]).
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het dagelijks bestuur heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 november 2018, waar [verzoeker] en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Doorn en D. Post, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    [verzoeker] woont op het adres [locatie] te Culemborg. Het besluit van 16 oktober 2018 voorziet in de plaatsing van een ORAC in de nabijheid van zijn woning. [verzoeker] is het niet eens met de aanwijzing van de locatie. Hij heeft een voorlopige voorziening gevraagd om te voorkomen dat het dagelijks bestuur tot de plaatsing van de ORAC zal overgaan voordat het op zijn bezwaren heeft beslist.
2.    [verzoeker] betoogt dat het dagelijks bestuur niet locatie [...] heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van een ORAC. Hij voert aan dat de locatie is gelegen op een kinderspeelterrein, onderdeel is van een fiets- en wandelverbinding en dicht bij woningen is gelegen. Volgens [verzoeker] kleven er nadelen aan de gekozen locatie en zijn alternatieve locaties meer geschikt voor het plaatsen van de ORAC.
2.1.    Het dagelijks bestuur heeft in een door Antea Group opgestelde memo van 16 november 2018 gereageerd op bezwaargronden van [verzoeker]. Daarbij heeft het gemotiveerd uiteengezet waarom is gekozen voor de vergunde locatie en waarom de door [verzoeker] voorgestelde alternatieven minder geschikt zijn. Gelet op de inhoud van de memo bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 16 oktober 2018 niet in stand zal blijven.
3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Duifhuizen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2018
724.