ECLI:NL:RVS:2018:3916

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
30 november 2018
Zaaknummer
201807556/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Zwaaikom 2017

Op 30 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen Topvorm Vastgoed B.V. en de raad van de gemeente Oosterhout. Het verzoek was gericht tegen het bestemmingsplan "Zwaaikom 2017", dat op 3 juli 2018 door de raad is vastgesteld. Verzoekers, waaronder [verzoeker] en anderen, voerden aan dat het plan hun woon- en leefklimaat zou aantasten door de voorziene hoogbouw en andere negatieve effecten zoals geluidhinder en bodemverontreiniging. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 22 november 2018, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek van [verzoeker] en anderen om een voorlopige voorziening niet toewijsbaar was, omdat zij naar verwachting in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. De afstand tot de nieuwbouwlocatie was te groot en er waren geen onomkeerbare gevolgen te verwachten in afwachting van de bodemprocedure. Het verzoek van Topvorm B.V. om de schorsing van rechtswege op te heffen werd eveneens afgewezen, omdat het bestemmingsplan geheel in werking treedt. De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201807556/2/R6.
Datum uitspraak: 30 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:
Topvorm Vastgoed B.V., gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
en op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Oosterhout,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Oosterhout,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Zwaaikom 2017" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen en hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Topvorm B.V. heeft de voorzieningenrechter verzocht om de schorsing van rechtswege van een deel van het plan op te heffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 22 november 2018, waar [verzoeker] en anderen, in de persoon van [verzoeker], Topvorm B.V., vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Grondexploitatiemaatschappij Eiland Zwaaikom C.V., vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, advocaat te Den Haag, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.    Het plangebied ligt aan de westzijde van het centrum van Oosterhout. Het plan voorziet in de bouw van maximaal 360 woningen op het kanaaleiland dat in het Wilhelminakanaal ligt, de bouw van 140 woningen op de zogenoemde 'Twickel locatie' - waar voorheen een bouwmaterialenhandel was gevestigd - en de uitbreiding van de vijfde aanlegsteiger van een bestaande jachthaven. Ook is een bestaande betonfabriek in het plangebied opgenomen. [verzoeker] en anderen wonen op het kanaaleiland. Topvorm B.V. zal de woningen realiseren op de Twickel locatie, waarvan ter zitting is toegelicht dat daar 113 woningen zullen worden gebouwd.
Verzoek van [verzoeker] en anderen
3.    Het verzoek van [verzoeker] en anderen om een voorlopige voorziening is gericht op de nieuwbouwmogelijkheden waarin het plan voorziet. Zij betogen dat het plan zal leiden tot aantasting van hun woon- en leefklimaat, vooral vanwege de voorziene hoogbouw op een naastgelegen perceel ten oosten van hun woningen. Daarnaast voeren zij bezwaren aan over onder andere geluidhinder, diverse verkeersaspecten, flora- en fauna, het Natuurnetwerk Brabant, strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, het kappen van bomen, bodemverontreiniging, het ophogen van gronden en de volgorde waarin de diverse werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
4.    Ten aanzien van woningbouwlocatie Twickel, overweegt de voorzieningenrechter dat hij verwacht dat in de bodemprocedure het beroep van [verzoeker] en anderen door de Afdeling niet-ontvankelijk zal worden verklaard, omdat zij bij dat plandeel geen belanghebbenden zijn. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de afstand van de woningen van [verzoeker] en anderen tot dit plandeel tenminste 150 meter bedraagt, daartussen onder andere een zijtak van het Wilhelminakanaal ligt en zij geen zicht hebben op die locatie. Nu dit plandeel enkel voorziet in woningbouw is vooralsnog ook niet gebleken dat [verzoeker] en anderen anderszins daarvan gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen reden om voor dit plandeel een voorlopige voorziening te treffen.
5.    Ter zitting is door GEM Eiland Zwaaikom C.V. toegezegd dat voor het plandeel met de bestemming "Woongebied - 2" met de aanduiding 'gestapeld', dat voorziet in een appartementencomplex naast de woningen van [verzoeker] en anderen, geen omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden aangevraagd voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Ook is ter zitting toegezegd dat geen voorbereidende bouwwerkzaamheden voor deze locatie zullen worden uitgevoerd. Voor het plandeel met de bestemming "Woongebied - 2" dat ten noorden van de woningen van [verzoeker] en anderen ligt en waar ongeveer 330 woningen zullen worden gebouwd, heeft GEM Eiland Zwaaikom C.V. ter zitting toegezegd dat pas in juli 2019 aanvragen voor een omgevingsvergunning zullen worden ingediend.
Ter zitting is meegedeeld dat de uitbreiding van de 5e aanlegsteiger in de jachthaven zal worden uitgevoerd door Watersportvereniging Sluis I. Bij faxbericht van 22 november 2012 heeft de Watersportvereniging toegezegd dat voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak geen werkzaamheden zullen worden uitgevoerd en geen omgevingsvergunning zal worden aangevraagd voor werkzaamheden die niet op basis van het geldende plan reeds zijn toegestaan.
Wat betreft de sanering van de voormalige vuilstortplaats die op het noordelijke deel van het kanaaleiland ligt, is ter zitting toegelicht dat de feitelijke sanering daarvan - waarbij aanzienlijke aantallen vrachtwagens over het kanaaleiland zullen rijden - pas in november 2019 zal beginnen. Tevens is van belang dat niet in geschil is dat de sanering van de voormalige vuilstortplaats ook op basis van het geldende plan mogelijk is en derhalve schorsing van het voorliggende plan die werkzaamheden niet zou kunnen tegenhouden.
6.    Op het voorliggende plan is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing, wat betekent dat ingevolge artikel 1.6, vierde lid, van de Chw binnen een half jaar na afloop van de beroepstermijn de Afdeling een uitspraak behoort te doen in de bodemzaak. Mede gelet hierop en gezien de omvang van de zaak, verwacht de voorzieningenrechter dat de bodemzaak ook binnen de daarvoor geldende termijn ter zitting zal worden behandeld en dat een uitspraak in de bodemzaak zal zijn gedaan voordat de aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de bouw van de ongeveer 330 woningen op het kanaaleiland zullen worden ingediend en de werkzaamheden voor de sanering van de voormalige vuilstort daadwerkelijk van start zullen gaan. Voor zover het voorliggende plan voorziet in een uitbreiding van de vijfde aanlegsteiger, die afwijkt van hetgeen het geldende plan ter zake reeds mogelijk maakt, zal daarvoor geen aanvraag voor een omgevingsvergunning worden ingediend, voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak.
7.    Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Derhalve is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek van [verzoeker] en anderen wordt derhalve afgewezen.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Verzoek van Topvorm B.V.
9.    Wat betreft het verzoek van Topvorm B.V. overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Daargelaten of artikel 8.4 van de Wro en de bepalingen van de artikelen 8:81 en 8:87 van de Awb de mogelijkheid bieden om de schorsing van rechtswege van een bestemmingsplan - of een deel daarvan - op te heffen, bestaat geen reden om het verzoek van Topvorm B.V. toe te wijzen, nu het verzoek van [verzoeker] en anderen wordt afgewezen en het plan geheel in werking treedt.
10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, griffier.
w.g. Hoekstra    w.g. Vreugdenhil
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2018
571.