201800453/1/A1.
Datum uitspraak: 12 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 november 2017 in zaak nr. 17/1698 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juli 2016 heeft het college aan Proba B.V. een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van de mogelijkheden voor horeca in de ontvangstruimte op het perceel Rijneveld 153 te Boskoop door verruiming van de openingstijden tot uiterlijk 01.00 uur ‘s nachts.
Bij besluit van 25 januari 2017 heeft het college onder meer het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning een nader voorschrift is verbonden.
Bij uitspraak van 30 november 2017 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2018, waar [appellant A], bijgestaan door [gemachtigde A], het college, vertegenwoordigd door ing. R. Prins, en Proba B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op het perceel is Proeftuin van Holland gevestigd, een informatief en educatief centrum met verschillende accommodaties. Op 19 januari 2016 heeft Proba B.V. een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een ontvangstruimte op het perceel. Bij besluit van 8 april 2016 heeft het college omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Proeftuin van Holland" past. Op 2 mei 2016 heeft Proba B.V. een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het verruimen van de openingstijden van de horeca naar 01.00 uur ‘s nachts. Dit is in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft bij het besluit van 27 juli 2016 met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 11, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor), omgevingsvergunning verleend in de zin van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, voor een periode van maximaal 5 jaar. Bij het besluit op bezwaar heeft het college deze omgevingsvergunning aangepast in de zin dat de verruimde openingstijden maximaal 50 dagen per jaar mogen worden gehanteerd. Op de overige dagen mogen de horeca-activiteiten uitsluitend overdag en in de avond plaatsvinden.
[appellant A] en [appellant B] wonen in de nabije omgeving van het perceel. Zij vrezen dat zij overlast zullen ondervinden van de verruimde openingstijden.
2. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de omgevingsvergunning tot verruiming van de openingstijden niet alleen betrekking heeft op het in de ontvangstruimte te vestigen restaurant met de mogelijkheid tot ontvangst van groepen, maar ook op zware horeca, zoals feesten, partijen en disco. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen zij naar de bij de aanvraag behorende ruimtelijke onderbouwing, waaruit volgt dat zware horeca is aangevraagd.
2.1. Artikel 1, lid 1.35, van de planregels geeft de volgende definitie van het begrip "horeca":
"het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodaties, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en/of discotheek en partyboerderij, te onderscheiden in:
- horeca in lichte vorm, horeca die alleen overdag en ’s avonds (dus niet in de nacht) behoeven te zijn geopend (zoals een theehuisje, dagcafé, (dag-)restaurant en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven) en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken;
- horeca in middelzware vorm, horeca die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals bar, bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- en dansevenementen);
- horeca in zware vorm, horeca die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals dancing, discotheek, nachtclub, partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- en dansevenementen)."
Artikel 4 (Bedrijf), lid 4.1 (Bestemmingsomschrijving), luidt:
"De voor ‘bedrijf’ aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 - bestemd voor:
[…]
c. horeca in lichte vorm, waarbij het gebruik in oppervlak niet [meer] mag bedragen dan 3% van het bestemmingsvlak;
[…]"
2.2. Het college heeft in het besluit op bezwaar besloten om de omgevingsvergunning, onder aanvulling van de motivering, in stand te laten, met dien verstande dat het aantal dagen, waarbij voor de horeca in de ontvangstruimte een openingstijd van ’s nachts tot uiterlijk 01.00 uur mag worden gehanteerd, wordt beperkt tot maximaal 50 per jaar. In het besluit van 27 juli 2016 is opgenomen dat deze vergunning alleen betrekking heeft op de ontvangstruimte, en op het initiatief en de activiteiten, zoals beschreven onder hoofdstuk 2 van de van de vergunning(saanvraag) deel uitmakende ruimtelijke onderbouwing en brochure ‘Restaurant De Proeftuin concept’. In hoofdstuk 2 van deze ruimtelijke onderbouwing is vermeld dat het initiatief bestaat uit de exploitatie van horeca (restaurant) en er wordt verwezen naar de brochure ‘Restaurant De Proeftuin concept’. In die brochure worden, naast de mogelijkheden tot lunch en diner, de volgende activiteiten genoemd: een bruiloft of huwelijksfeest, een babyshower, een verjaardag, een familiediner, een themafeest, een jubileum, een promotie of een uitvaart.
De Afdeling ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank, door te overwegen dat uit het besluit op bezwaar genoegzaam blijkt dat het vergunde gebruik ziet op de te vestigen horeca in de ontvangstruimte, te weten een lunchgelegenheid annex restaurant met mogelijkheid voor groepsontvangsten, is uitgegaan van een onjuiste opvatting over de vergunde mogelijkheden ter plaatse. Anders dan [appellant A] en [appellant B] betogen is zware horeca, waaronder een discotheek, niet toegestaan.
Het betoog faalt.
3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank de door het college verrichte belangenafweging te terughoudend heeft getoetst. De rechtbank had moeten nagaan welke impact de verruimde sluitingstijd heeft op de woonomgeving ingeval die 50 keer per jaar wordt ingezet op elke weekenddag in de zomer.
3.1. De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen voor een project dat in strijd is met het bestemmingsplan, is een bevoegdheid van het college. De rechter toetst of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
3.2. Het college heeft in het besluit van 27 juli 2016, zoals nader gemotiveerd in het besluit op bezwaar, de gevolgen van uitbreiding van de openingstijden onderzocht. Het college is tot de conclusie gekomen dat de gevolgen voor verkeer beperkt en niet onevenredig zijn en dat er voldoende parkeerplekken op eigen terrein aanwezig zijn. Door de omgevingsdienst Midden-Holland is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting op omliggende woningen ten gevolge van directe en indirecte hinder van de (tijdelijke) uitbreiding van de horeca, waarbij is gekeken naar het stemgeluid van pratende bezoekers, de verkeersbewegingen van het komen en gaan van bezoekers met personenwagens en de directe hinder van muziekgeluid in de ontvangstruimte. De uitkomsten van dat onderzoek zijn neergelegd in het verslag "Akoestisch onderzoek Proeftuin van Holland" van 3 januari 2017. In dit onderzoek is uitgegaan van de verruimde openingstijden zonder een beperking van het aantal dagen waarop daarvan gebruik mag worden gemaakt. Op basis van dat onderzoek heeft het college geconcludeerd dat de ontwikkeling wat het aspect geluid betreft niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat voor omwonenden. Teneinde tegemoet te komen aan de bezwaren van omwonenden heeft het college in het besluit op bezwaar besloten om de verruiming van de openingstijden van de horeca in de ontvangstruimte te beperken tot maximaal 50 dagen per jaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er vanuit milieukundig, stedenbouwkundig en verkeers- en parkeertechnisch oogpunt geen beletselen bestaan tegen medewerking aan de aanvraag. [appellant A] en [appellant B] betwisten in hoger beroep de uitkomsten van het onderzoek niet. Omdat uit het onderzoek niet is gebleken dat de verruiming van de openingstijden van de horeca in de ontvangstruimte tot onaanvaardbare gevolgen leidt, bestond er voor het college geen aanleiding om nader onderzoek te doen naar de situatie waarin de verruimde openingstijd 50 keer per jaar wordt ingezet op elke weekenddag in de zomer.
Het betoog faalt.
4. [appellant A] en [appellant B] hebben nog op de zitting betoogd dat het college bij de verlening van de omgevingsvergunning tot verruiming van de openingstijden van de ontvangstruimte ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de bestaande horeca die plaatsvindt in de zich op het perceel bevindende oude loods. Het voor het eerst op zitting aanvoeren van deze nieuwe beroepsgrond verdraagt zich niet met een goede procesorde. Daarom bespreekt de Afdeling dit betoog verder niet.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2018
270-842.