201802151/1/A3.
Datum uitspraak: 12 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 oktober 2017 in zaak nr. 17/3039 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2016 heeft het college het graf, Vak [.], nummer [….], op de gemeentelijke begraafplaats in Ermelo in gebruik gegeven aan [appellant] voor 30 jaar met ingang van 3 april 2014.
Bij besluit van 11 april 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 24 oktober 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, advocaat te Kerkdriel, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. Oosterveer, advocaat te Apeldoorn, zijn verschenen.
Overwegingen
Juridisch kader
1. Voor de relevante bepalingen uit de Wet op de lijkbezorging (hierna: de Wol) en de Beheersverordening algemene begraafplaats Ermelo 2014 (hierna: de Beheersverordening) wordt verwezen naar de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
Inleiding
2. De vader van [appellant] is op 3 april 2014 begraven in het graf, Vak [.], nummer [....], op de gemeentelijke begraafplaats in Ermelo. Op 28 april 2014 is een grafrecht verleend voor een periode van 20 jaar die ingaat op 3 april 2014 en eindigt op 3 april 2034. Zijn moeder is op 18 september 2016 bijgezet in dit graf. Het college heeft met zijn besluit van 29 september 2016 de periode van het grafrecht met 10 jaar verlengd tot 30 jaar. Op deze manier blijft de grafrusttermijn van 20 jaar gewaarborgd, die op grond van de Beheersverordening geldt. [appellant] kan zich niet vinden in de verlenging van het grafrecht met 10 jaar. Volgens hem had in dit geval met een verlenging van 2,5 jaar moeten worden volstaan. Een verlenging van 2,5 jaar is voldoende om de grafrusttermjin van 20 jaar te waarborgen. In het besluit van 11 april 2017 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het gelet op het samenstel van artikel 9, derde lid, en artikel 15, derde lid, van de Beheersverordening, niet anders kon dan het grafrecht met 10 jaar verlengen. Het college heeft het besluit van 29 september 2016 daarom gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep dat [appellant] daartegen had ingesteld ongegrond verklaard.
Hoger beroep
3. [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Hij betoogt dat het college het grafrecht ten onrechte met 10 jaar heeft verlengd. Volgens hem volgt uit artikel 9, derde lid, van de Beheersverordening dat het grafrecht moet worden verlengd vanaf het moment dat zijn moeder in het graf is bijgezet. Ook voert hij aan dat artikel 15, derde lid, van de Beheersverordening buiten toepassing moet worden gelaten. De termijn van 10 jaar die in dat artikel wordt genoemd komt niet voor in artikel 28, eerste lid, van de Wol en is daarom niet geldig. Dit kan volgens hem twee dingen betekenen. Of dit betekent dat elke verlenging mogelijk is, dus ook een verlenging van 2,5 jaar. Of dit betekent dat het grafrecht moet worden verlengd met de termijn van 5 jaar die in artikel 28, eerste lid, van de Wol is genoemd.
3.1. Het college heeft erop gewezen dat [appellant] zich pas op de zitting op het standpunt heeft gesteld dat de in artikel 15, derde lid, van de Beheersverordening genoemde termijn niet geldig is. De Afdeling oordeelt dat dit standpunt van [appellant] moet worden aangemerkt als een nader argument voor zijn beroepsgrond dat het grafrecht ten onrechte met 10 jaar is verlengd. Het college heeft hier ter zitting adequaat op gereageerd. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding om dit argument wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten.
3.2. Op de algemene begraafplaats van Ermelo geldt een grafrusttermijn van 20 jaar. Door bijzetting van de moeder van [appellant] in het graf op 18 september 2016, loopt de grafrusttermijn van het graf tot 18 september 2036. De termijn waarvoor het graf op 28 april 2014 is uitgegeven, verloopt echter al op 3 april 2034. Deze uitgiftetermijn loopt dus eerder af dan de grafrusttermijn. Dit betekent gelet op artikel 9, derde lid, van de Beheersverordening dat de uitgiftetermijn van het graf moet worden verlengd. Op grond van artikel 15, derde lid, van de Beheersverordening kan de uitgiftetermijn alleen met 10 jaar worden verlengd. Deze termijn is, anders dan [appellant] stelt, niet in strijd met artikel 28, eerste lid, van de Wol. In dat artikel staat dat kan worden verlengd met een termijn die niet korter is dan 5 jaar en niet langer is dan 20 jaar. De stelling van [appellant] dat alleen met een termijn van 5 of 20 jaar kan worden verlengd, is onjuist. Er mag volgens artikel 28, eerste lid, van de Wol worden verlengd met een termijn die tussen de 5 en 20 jaar ligt. De termijn van 10 jaar die uit artikel 15, derde lid, van de Beheersverordening volgt, is dus ook toegestaan.
3.3. Het college heeft artikel 15, derde lid, van de Beheersverordening terecht toegepast. Het college heeft dus terecht besloten om het grafrecht van [appellant] met 10 jaar te verlengen, tot 3 april 2044. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
Conclusie
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Binnema
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2018
589. BIJLAGE
Wet op de lijkbezorging
Artikel 28
1. Een uitsluitend recht op een graf, welke vorm aan dit recht ook wordt gegeven, kan uitsluitend schriftelijk worden gevestigd. Het recht kan voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd van ten minste tien jaar worden verleend.
Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar. Het uitsluitend recht op een graf is geen registergoed.
[…]
Beheersverordening algemene begraafplaats Ermelo 2014
Artikel 9 - over te leggen stukken
1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.
2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of indien deze is overleden door degene die in de uitvaart voorziet.
3. Begraving of bijzetting in een particulier graf, waarvan de uitgiftetermijn van 20 jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de grafrusttermijn van 20 jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.
[…]
Artikel 15 - uitgiftetermijnen particuliere graven
1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor onbepaalde tijd en voor de tijd van twintig, dertig of veertig jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.
2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijnen beginnen te lopen op de datum waarop de uitgifte heeft plaatsgevonden.
3. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd, telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.
[…]