ECLI:NL:RVS:2018:4132

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
201809339/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking verklaring van geen bezwaar door de minister van Binnenlandse Zaken

Op 19 december 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2018, waarin de rechtbank het beroep van [wederpartij] gegrond verklaarde en de intrekking van de verklaring van geen bezwaar (vgb) door de minister vernietigde. De minister had de vgb op 1 maart 2017 ingetrokken, omdat het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens had opgeleverd om te oordelen over de betrouwbaarheid van [wederpartij]. De rechtbank oordeelde dat de minister niet in redelijkheid gebruik had mogen maken van zijn bevoegdheid tot intrekking, en herstelde de vgb van [wederpartij].

In de procedure bij de Raad van State heeft de voorzieningenrechter de belangen van de nationale veiligheid afgewogen tegen de belangen van [wederpartij]. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de nationale veiligheid zwaarder weegt, omdat de vgb van [wederpartij] weer was herleefd terwijl er onvoldoende gegevens over hem beschikbaar waren. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de vgb van [wederpartij] hangende het hoger beroep van de minister opnieuw in te trekken. De voorzieningenrechter heeft tevens aangegeven dat de bodemprocedure zo spoedig mogelijk behandeld zal worden en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de betrokken partijen, vooral voor [wederpartij], die zijn werkzaamheden bij KLM wil hervatten, maar wiens vgb nu opnieuw is ingetrokken in het belang van de nationale veiligheid.

Uitspraak

201809339/2/A3.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2018 in zaak nr. 17/6050 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2017, kenmerk 81291, heeft de minister de aan [wederpartij] afgegeven verklaring van geen bezwaar (hierna: vgb) bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken ingetrokken.
Bij besluit van 20 juli 2017, kenmerk  8d5ea2f2-or1-1.0, heeft de minister het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 oktober 2018 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 juli 2017 vernietigd, het besluit van 1 maart 2017 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
De minister heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] heeft een nader stuk overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 december 2018, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. R.Z.J. Coret, en [wederpartij], bijgestaan door mr. N.A. Berenschot, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    [wederpartij] is sinds juni 1995 in verschillende vertrouwensfuncties bij de KLM op de luchthaven Schiphol werkzaam geweest. Hij heeft zijn laatste functie als Teamleider Equipment tijdelijk onderbroken, onder meer om samen met zijn partner van 18 augustus 2014 tot 20 december 2016 in Suriname te wonen en werken. In verband met de beoogde hervatting van zijn werkzaamheden per 1 januari 2017 is [wederpartij] bij de AIVD aangemeld voor een hernieuwd veiligheidsonderzoek.
3.    De minister heeft de vgb van [wederpartij] ingetrokken omdat het veiligheidsonderzoek te weinig gegevens heeft opgeleverd om een oordeel te kunnen geven over de vraag of er voldoende waarborgen aanwezig zijn dat [wederpartij] onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Hij heeft dat besluit in bezwaar gehandhaafd.
4.    De rechtbank heeft het besluit van 20 juli 2017 vernietigd. Daartoe heeft zij overwogen dat de minister weliswaar aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan en zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd, maar dat de minister, gelet op de afweging van de belangen, niet in redelijkheid gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid tot intrekking. De rechtbank heeft in dit geval omstandigheden aanwezig geacht op grond waarvan de minister had moeten afzien van het intrekken van de vgb. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door het besluit van 1 maart 2017 te herroepen, waardoor de aan [wederpartij] toegekende vgb weer herleeft.
5.    Het verzoek van de minister strekt ertoe om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de uitspraak van de rechtbank in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep wordt geschorst. Gelet op hetgeen de minister ter motivering van het hoger beroep heeft aangevoerd, zijn in deze zaak enkele vragen aan de orde die zich niet voor beantwoording in deze procedure lenen. De voorzieningenrechter zal daarom de betrokken belangen afwegen. In afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure acht de voorzieningenrechter het aangewezen dat het belang van de nationale veiligheid - omdat de vgb van [wederpartij] is komen te herleven terwijl er onvoldoende gegevens over hem beschikbaar zijn - zwaarder dient te wegen dan het belang van [wederpartij] bij hervatting van zijn werkzaamheden gedurende deze periode. Om deze reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding de na te melden voorziening te treffen. Die voorziening heeft tot gevolg dat de vgb van [wederpartij] hangende het hoger beroep van de minister is ingetrokken.
6.    De voorzieningenrechter zal bevorderen dat de bodemprocedure zo spoedig als mogelijk is op zitting zal worden behandeld.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist, de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2018 in zaak nr. 17/6050.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. Konings
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
612.