ECLI:NL:RVS:2018:4171

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
201803249/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over wijzigingsplan Raakterrein in Bloemendaal met betrekking tot zorgcomplex en bomenkap

Op 19 december 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen twee appellanten, wonend in het kloostercomplex te Bennebroek, en het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van 27 februari 2018, waarbij het college het wijzigingsplan 'Raakterrein' heeft vastgesteld. Dit wijzigingsplan voorziet in de vervangingen van een bestaand zorgcomplex door een compacter zorgcomplex en vijf woonblokken, wat leidt tot de kap van 36 van de 99 bomen op het plangebied. De appellanten vrezen dat het monumentale karakter van het nabijgelegen kloostercomplex verloren zal gaan door de bouw van het zorgcomplex en de bomenkap.

De Afdeling heeft de zaak op 7 november 2018 ter zitting behandeld. De appellanten hebben aangevoerd dat de participatie van omwonenden bij de totstandkoming van het wijzigingsplan onvoldoende is geweest en dat de hoogte van het zorgcomplex van 10 meter niet in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. Het college heeft echter gesteld dat de hoogte in overeenstemming is met de wijzigingsregels van het bestemmingsplan en dat de participatieprocedure correct is verlopen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het college de wijzigingsbevoegdheid correct heeft toegepast en dat de belangenafweging met betrekking tot de bomenkap en de locatie van het zorgcomplex niet onredelijk is. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de rechtmatigheid van het wijzigingsplan en de besluitvorming van het college.

Uitspraak

201803249/1/R1.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te Bennebroek, gemeente Bloemendaal,
2.    [appellante sub 2] (hierna: [appellante sub 2]), wonend te Bennebroek, gemeente Bloemendaal,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2018 heeft het college het wijzigingsplan "Raakterrein" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2018, waar [appellant sub 1] en [appellante sub 2], beiden vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. V.H.P.J. Lückers en E.M.C. Donkers, zijn verschenen. Voorts is de Stichting De Hartekamp Groep, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bij besluit van 24 november 2016 heeft de raad van de gemeente Bloemendaal het bestemmingsplan "Bennebroek 2016" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld. In het bestemmingsplan is aan de gronden waarop het thans bestreden besluit betrekking heeft, de bestemming "Maatschappelijk", "Groen" en "Tuin" toegekend. Ter plaatse van de planlocatie geldt tevens de gebiedsaanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied.2". Het besluit van het college van 27 februari 2018 strekt ertoe om de bestemming van de gronden met toepassing van artikel 29, lid 29.2, van de planregels bij het bestemmingsplan te wijzigen in "Groen", "Wonen - 1" en "Maatschappelijk". Dit wijzigingsplan voorziet erin een gebouw dat dienst doet als dagverblijf en cursusruimte voor mensen met een verstandelijke beperking, te vervangen door een compacter zorgcomplex en vijf woonblokken met elk drie woningen. De Stichting De Hartekamp Groep is initiatiefneemster van het plan.
2.    Het plangebied grenst aan een monumentaal kloosterpark met een voormalig kloostercomplex, genaamd het St. Lucia Klooster. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] wonen in het kloostercomplex. Met het wijzigingsplan zal er niet alleen een zorgcomplex nabij het kloostercomplex verrijzen, maar zullen ook 36 van de 99 bomen op het plangebied gekapt dienen te worden. [appellante sub 2] en [appellant sub 1] vrezen dat het monumentale karakter van het klooster en haar omgeving daardoor verloren zal gaan.
Toetsingskader
3.    Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college van burgemeester en wethouders onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
Participatie
4.    [appellant sub 1] voert aan dat de participatie van omwonenden bij de totstandkoming van het wijzigingsplan zeer eenzijdig is geweest en zij niet als toekomstige bewoner is gekend daarin.
4.1.    Het college heeft erop gewezen dat ter voorbereiding van het plan twee informatieavonden zijn georganiseerd. Voorts is het ontwerpplan ter inzage gelegd en bestond de mogelijkheid tot het naar voren brengen van zienswijzen, waarvan [appellant sub 1] ook gebruik heeft gemaakt.
4.2.    De Afdeling overweegt dat de wijzigingsplanprocedure overeenkomstig de wettelijke regels is gevoerd. Het gestelde kan geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van de wijzigingsplanprocedure en het wijzigingsplan.
Het betoog faalt.
Toegestane bouwhoogte
5.    [appellant sub 1] en [appellante sub 2] kunnen zich niet verenigen met de hoogte van het beoogde zorgcomplex. Zij voeren aan dat het plan gelet op de nabijheid van het monumentale kloostercomplex ten onrechte voorziet in bebouwing van 10 m hoog.
5.1.    Het college stelt dat de hoogte van het zorgcomplex in overeenstemming is met de wijzigingsregels uit het bestemmingsplan en in het belang van een goede ruimtelijke ordening is.
5.2.    Artikel 4 van de planregels luidt: "Op de voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn de regels van artikel 7 van het bestemmingsplan ‘Bennebroek 2016’, voor zover relevant van toepassing".
In artikel 7 van de planregels bij het bestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen die gelden voor de gronden met de bestemming "Maatschappelijk".
Artikel 29, lid 29.2, aanhef en onder c, van de planregels van het bestemmingsplan luidt: "Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied.2' kan het bevoegd gezag de bestemmingen wijzigen in de bestemmingen 'Maatschappelijk', Wonen - 1, 'Groen', 'Tuin' en 'Verkeer' met inachtneming van de volgende regels: […] c. de bouwhoogte van de zorginstelling is maximaal 10 meter; […].".
5.3.    Aan de gronden van het voorziene zorgcomplex is in het bestemmingsplan de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied.2" toegekend. Gelet daarop en nu het wijzigingsplan voor het zorgcomplex een maximale bouwhoogte van 10 m kent, moet worden vastgesteld dat het wijzigingsplan wat de bouwhoogte betreft in overeenstemming is met de planregels van het bestemmingsplan.
In hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aanvoeren kan geen grond worden gevonden voor de conclusie dat het college deze maximale bouwhoogte niettemin in strijd met een goede ruimtelijke ordening had moeten achten. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat er een afstand van ongeveer 50 m ligt tussen het voorziene zorgcomplex en het voormalige klooster en dat het wijzigingsplan voorziet in een groenstrook in het tussengelegen gebied.
Het betoog faalt.
Locatie bouwvlak
6.    [appellant sub 1] en [appellante sub 2] stellen dat het bouwvlak in het wijzigingsplan te dicht bij het door hen bewoonde kloostercomplex is gelegd. In dat verband betoogt [appellant sub 1] dat een blokje van drie woningen in het wijzigingsplangebied na overleg met bewoners van de Witte de Withlaan is verplaatst ten opzichte van de locatie die daaraan oorspronkelijk was toegekend. In het licht daarvan is volgens haar niet in te zien dat een verplaatsing van het zorgcomplex naar een locatie die verder van het klooster ligt, niet mogelijk zou zijn.
6.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de locatie van het voorziene zorgcomplex in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. [appellant sub 1] trekt volgens het college ten onrechte een vergelijking tussen het verplaatsen van het zorgcomplex en het verplaatsen van drie woningen. De drie woningen zijn, volgens het college, verschoven om de privacy van de bewoners van het dicht op die woningen gelegen perceel Witte de Withlaan 35 beter te beschermen. In dit verband wijst het college erop dat de afstand van het perceel van [appellant sub 1] tot aan het zorgcomplex ongeveer 100 m bedraagt, terwijl de bewoners van perceel Witte de Withlaan 35 ongeveer 20 m van de drie woningen vandaan wonen.
6.2.    Artikel 29, lid 29.2, onder h, van de planregels luidt: "aan de noordzijde van het wijzigingsgebied dient de te realiseren bebouwing tenminste 10 meter uit de grens van het wijzigingsgebied te blijven;".
6.3.    Ter zitting heeft de raad toegelicht, dat de noord-westhoek van het wijzigingsgebied als bedoeld in het bestemmingsplan overeen komt met de grenzen van de bestemming "Tuin" uit het bestemmingsplan. Gelet daarop stelt de Afdeling vast dat het wijzigingsplan ook waar het de locatie van het zorgcomplex betreft in overeenstemming is met de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan. Voorts betreft het verplaatsen van de door [appellant sub 1] bedoelde woningen een ander deel van het plangebied en een andere stedenbouwkundige context. Die verplaatsing heeft minder consequenties voor het gebied als geheel dan het verplaatsen van het zorgcomplex zou hebben.
In het betoog van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college niettemin had moeten concluderen dat deze locatie zich niet verdraagt met het belang van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling acht daarbij van belang dat de afstand tot het kloostercomplex ongeveer 50 m bedraagt en dat in het tussengelegen gebied is voorzien in een groenstrook.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat
7.    [appellant sub 1] en [appellante sub 2] kunnen zich niet verenigen met het wijzigingsplan, aangezien de uitvoering van het plan met zich meebrengt dat een groot aantal bomen gekapt dient te worden. Zij stellen zich op het standpunt dat de bomen met het oog op het woon- en leefklimaat ter plaatse behouden dienen te worden. In dat verband wijst [appellant sub 1] erop dat ingeval alle bomen worden gekapt, er direct zicht ontstaat vanaf het zorgcomplex op de woningen en de tuinen van de bewoners van het St. Lucia Klooster.
7.1.    Het college wijst erop dat er in het gebied geen bomen als waardevol zijn aangewezen. Het college stelt niettemin dat reeds in het voorontwerp rekening is gehouden met het advies om zoveel mogelijk bomen te handhaven. In dit verband wijst het college op de Boom Effect Rapportage (hierna: BER). Hieruit volgt, volgens het college, dat 30 bomen worden gekapt ter plaatse waar nieuwe bouwwerken worden gesitueerd. Verder moeten zes bomen worden gekapt omdat zij teveel schade zouden ondervinden van de werkzaamheden. Het college wijst erop dat 63 bomen behouden blijven. Verder wijst het college op hoofdstuk 4, afdeling 3 van de Algemene plaatselijke verordening van Bloemendaal (hierna: APV), waaruit blijkt dat er voor een kapvergunning voor bomen van een bepaalde omvang een afweging gemaakt moet worden tussen het belang van het kappen en het behoud van de bomen. Bij die afweging worden alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen meegenomen, dus ook die van [appellant sub 1] en [appellante sub 2].
Tot slot wijst het college erop dat vanuit de woning van [appellant sub 1] op de westkant van het zorgcomplex wordt gekeken, terwijl uit het beeldkwaliteitsplan (bladzijde 29) naar voren komt dat de oriëntatie van het woon-zorgcomplex vooral ligt op de noord-, oost- en zuidzijde. De privacy wordt volgens het college niet geschonden.
7.2.    De Afdeling stelt vast dat het college aan de hand van het BER uiteengezet heeft welke bomen in het plangebied moeten wijken en welke bomen behouden kunnen blijven om het wijzigingsplan mogelijk te maken. In aanmerking genomen dat er geen als waardevol aangewezen bomen in het gebied staan en de afwegingen binnen de kaders van de wijzigingsbevoegdheid erop gericht waren om zoveel mogelijk bomen te behouden, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de belangenafweging van het college op dit punt onredelijk is. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de afstand tussen de woning van [appellant sub 1] en het plangebied ongeveer 100 m bedraagt en de afstand tussen de woning van [appellante sub 2] en het plangebied ongeveer 50 m. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat het hier een stedelijke omgeving betreft. Hoewel een verlies aan uitzicht niet valt uit te sluiten, zal het bestreden wijzigingsplan niet leiden tot een zodanige aantasting van uitzicht en privacy, dat het college daaraan in redelijkheid doorslaggevend gewicht heeft moeten toekennen. De Afdeling betrekt hierbij dat er geen recht op blijvend ongestoord uitzicht bestaat
Het betoog faalt.
Conclusie
8.    De beroepen zijn ongegrond.
9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
195-890.