201808127/2/R1.
Datum uitspraak: 21 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Wageningen,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Wageningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Geertjesweg 19 en 56" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
Brisck B.V. en Brisck 4 B.V. (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: Brisck) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 december 2018, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M.P.M. Aberson, bijgestaan door mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Brisck, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. A. Groenewoud, advocaat te Breda en [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een supermarkt ter plaatse van de Geertjesweg 10, de zogenoemde Monuta-locatie. Op de Geertjesweg 59 is thans een SPAR-supermarkt gevestigd, die met dit plan wordt "wegbestemd". Door middel van een voorwaardelijke verplichting is geregeld dat de nieuwe supermarkt pas in gebruik mag worden genomen als de exploitatie van de bestaande SPAR-supermarkt definitief is beëindigd.
[verzoeker], omwonende, vreest dat de voorziene fullservice supermarkt zijn woon- en leefklimaat zal aantasten.
Ontvankelijkheid
3. De raad en Brisck stellen dat [verzoeker] geen direct belang heeft bij het besluit tot vaststelling van dit plan, nu [verzoeker] geen zicht heeft op het plangebied.
3.1. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt:
"Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken"
Artikel 8:1 luidt:
"Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."
3.2. Voor de beantwoording van de vraag of [verzoeker] belanghebbende is, is bepalend of hij feitelijke gevolgen van enige betekenis kan ondervinden van het plan. Nu [verzoeker] op een afstand van ongeveer 36 m van het plangebied woont, kan - mede gelet op de aard van de voorziene ontwikkeling - naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden uitgesloten dat [verzoeker] dergelijke gevolgen van het plan kan ondervinden. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat de Afdeling het beroep van [verzoeker] in de hoofdzaak ontvankelijk zal achten. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek inhoudelijk te beoordelen.
Spoedeisend belang
4. Gebleken is dat Brisck voornemens is om binnen korte tijd een omgevingsvergunning voor het bouwen van de supermarkt aan te vragen. Gelet hierop heeft [verzoeker] een spoedeisend belang bij zijn verzoek.
Financiële uitvoerbaarheid
5. [verzoeker] betoogt dat de financiering van de acht maatregelen die nodig zijn om de verkeersveiligheid te garanderen en de overige verkeersmaatregelen die nodig zijn om de verkeersbelasting te verminderen niet voldoende is geregeld, waardoor hij twijfelt aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
5.1. De raad heeft toegelicht dat er acht maatregelen zullen worden getroffen om de verkeersveiligheid structureel te verbeteren. Daarnaast zal volgens de raad conform een door de raad aangenomen motie, in aanvulling op deze acht maatregelen, onderzoek worden gedaan naar eventueel aanvullende maatregelen om de verkeersveiligheid nog verder te vergroten.
Ter zitting is gebleken dat de financiering van de acht maatregelen is geregeld in een anterieure overeenkomst die de gemeente heeft gesloten met Brisck. Ten aanzien van de financiering van de aanvullende maatregelen is gebleken dat de raad, in overeenstemming met de motie, daarvoor € 75.000,- heeft gereserveerd.
Indachtig de financiering van die maatregelen ziet de voorzieningenrechter daarin geen aanleiding om te twijfelen aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
Het betoog faalt.
Netwerkvisie
6. [verzoeker] betoogt dat het plan in strijd is met de Netwerkvisie verkeersstructuur Wageningen (hierna: de Netwerkvisie), nu de raad een verkeersbelasting toestaat die ver boven de volgens de Netwerkvisie gewenste verkeersintensiteit uitkomt. In dit verband stelt [verzoeker] dat de raad bij de beoordeling van de verkeersintensiteit ten onrechte is uitgegaan van de grenswaarde van 4.000 auto’s per etmaal die volgens de Netwerkvisie voor grotere kernen en stadswijken geldt, terwijl sprake is van kleinere kernen en typische woongebieden en de grenswaarde van 2.000 - 2.500 geldt. Daarnaast stelt [verzoeker] dat de raad gebruik heeft gemaakt van verkeerstellingen die niet representatief zijn. [verzoeker] wijst in dit verband op de het aantal verkeersbewegingen in het gebied volgens de Netwerkvisie. Voorts stelt [verzoeker] dat uit de Netwerkvisie volgt dat de raad de opgave heeft om gebiedsvreemd verkeer te verlagen, terwijl een nieuwe supermarkt juist gebiedsvreemd verkeer aantrekt.
6.1. Uit de memo "Verkeerstoets supermarkt Geertjesweg Wageningen", opgesteld door Accent Adviseurs (hierna: de Verkeerstoets), bijlage 10 bij de plantoelichting, volgt dat het verkeer van en naar de supermarkt zich zal verdelen over de Geertjesweg en de Nobelweg. Op deze wegen heeft de raad gedurende twee weken verkeerstellingen met meetapparatuur laten uitvoeren. De intensiteit van het verkeer op de Geertjesweg is daarnaast nog een week extra gemeten in de periode 25 september 2017 - 2 oktober 2017. Uit deze metingen volgt dat de verkeersintensiteit op de Geertjesweg op een werkdag en in het weekend 3.770 respectievelijk 3.205 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Uit deze metingen volgt verder dat de verkeersintensiteit op de Nobelweg op een werkdag en in het weekend 3.570 respectievelijk 3.035 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de representativiteit van deze metingen. Weliswaar staat in de in 2016 vastgestelde Netwerkvisie ten aanzien van de Geertjesweg een verkeersintensiteit van 4.000 - 5.000 opgenomen, maar dat betekent niet dat de verkeersmetingen, die de raad op een meer recent moment, in 2017, heeft doen uitvoeren, niet representatief zijn. Overigens heeft de raad recent, in de periode 3 november - 19 november 2018, opnieuw verkeerstellingen op de Geertjesweg en de Nobelweg laten uitvoeren. Uit deze metingen volgen nog lagere verkeersintensiteiten op deze wegen dan uit de in 2017 plaats gevonden hebbende metingen is gebleken.
Het betoog faalt in zoverre.
6.2. In de Netwerkvisie wordt een onderscheid gemaakt in wegen met een doorstroomfunctie en wegen in verblijfsgebieden. De wegenstructuur rondom de locatie is gekwalificeerd als "erftoegangswegen; wegen in verblijfsgebieden". In de Netwerkvisie staan gewenste grenswaarden van de hoeveelheid verkeer op dergelijke wegen in verblijfsgebieden binnen de bebouwde kom genoemd. Uit de Netwerkvisie volgt dat deze grenswaarden niet absoluut kunnen worden gehanteerd. De gewenste grenswaarde voor deze wegen in kleinere kernen en typische woongebieden bedraagt 2.000 - 2.500 motorvoertuigen per etmaal, die voor grotere kernen en stadswijken 4.000 motorvoertuigen per etmaal en die voor typische centrum- en winkelgebieden bedraagt 5.000 - 6.000 motorvoertuigen per etmaal. Gelet op het karakter en de ligging van de Geertjesweg komt het standpunt van de raad dat hier de grenswaarde voor erftoegangswegen in grotere kernen en stadswijken moet worden toegepast, de voorzieningenrechter op voorhand niet onjuist voor. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat het gebied, volgens een kaart, die op pagina 14 van de Netwerkvisie staat opgenomen, binnen de grenzen ligt van een gebied waartoe ook het centrum van Wageningen behoort. Nu uit de Verkeerstoets volgt dat het verwachte aantal verkeersbewegingen slechts op één wegvak op een werkmiddag de gewenste grenswaarde voor grotere kernen en stadswijken - die bovendien volgens de Netwerkvisie niet absoluut wordt gehanteerd - minimaal zal overschrijden, ziet de voorzieningenrechter in het betoog van [verzoeker] over de gehanteerde grenswaarden, voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met de Netwerkvisie.
Het betoog faalt in zoverre.
6.3. Uit de Netwerkvisie volgt dat gebiedsvreemd verkeer uit de woonstraten dient te worden geweerd door de doorstroming op de Ring te optimaliseren en door circulatiemaatregelen, afsluitingen en dergelijke in de verblijfsgebieden. De raad heeft toegelicht dat de supermarkt enig verkeer van buiten de wijk aan zal trekken, maar primair een wijkverzorgende functie heeft en dat de opgave om gebiedsvreemd verkeer uit de woonstraten te weren op een hoger schaalniveau wordt aangepakt, waardoor het plan niet in strijd is met de Netwerkvisie. Nu uit de Netwerkvisie niet volgt dat de raad geen ontwikkeling mogelijk mag maken die gebiedsvreemd verkeer aantrekt, ziet de voorzieningenrechter in het betoog van [verzoeker] over het gebiedsvreemd verkeer, voorshands ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met de Netwerkvisie.
Het betoog faalt in zoverre.
Verkeersveiligheid
7. [verzoeker] betoogt dat sprake zal zijn van een verkeersonveilige situatie. Volgens [verzoeker] zijn naast de acht in het plan genoemde maatregelen, extra maatregelen nodig voordat sprake is van een verkeersveilige situatie. [verzoeker] wijst op de door de raad aangenomen motie waarin aanvullende maatregelen worden aangekondigd. Hieruit volgt volgens [verzoeker] dat de raad deze maatregelen ook noodzakelijk acht. [verzoeker] wijst verder op de Verkeerstoets, waaruit volgt dat de oversteek van de Geertjesweg problematisch is en waarin een getrapte overgang wordt voorgesteld. Deze maatregel behoort volgens [verzoeker] niet tot de acht in het plan genoemde maatregelen.
7.1. De raad heeft toegelicht dat omwonenden gevraagd hebben om naast de acht maatregelen in de buurt van de supermarkt ook maatregelen te treffen voor andere delen van de Nobelweg en de Geertjesweg. Dit is voor de raad aanleiding geweest om de motie waar [verzoeker] naar verwijst aan te nemen. Ook zonder deze extra maatregelen zal er volgens de raad echter sprake zijn van een verkeersveilige situatie.
Uit de Verkeerstoets volgt dat er door de komst van de supermarkt en de gewijzigde bestemming van het perceel aan de Geertjesweg 56, sprake zal zijn van een toename van 1.174 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De Nobelweg tussen de toegang van het parkeerterrein en de Geertjesweg krijgen volgens de Verkeerstoets te maken met de grootste toename van het aantal motorvoertuigen per etmaal. Daarna verspreidt het verkeer zich snel, waardoor het verkeer op de omliggende wegen in beperkte mate zal toenemen. Zoals vermeld onder 6.2 zal het aantal voertuigbewegingen op één wegvak de grenswaarde overschrijden. Uit de Verkeerstoets volgt dat dit echter een minimale overschrijding betreft over een kort tracé, die mede in het licht van de acht te treffen maatregelen acceptabel wordt geacht.
Gelet op de toelichting van de raad en gelet op de conclusies uit de Verkeerstoets, ziet de voorzieningenrechter in het betoog van [verzoeker] voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat met het uitvoeren van alleen de acht in het plan genoemde maatregelen sprake zal zijn van een verkeersonveilige situatie. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat de oversteek ter plaatse van de Geertjesweg, waar [verzoeker] naar verwijst, anders dan [verzoeker] veronderstelt, onderdeel uitmaakt van de acht in het plan genoemde maatregelen.
Het betoog faalt.
Parkeren
8. [verzoeker] betoogt dat de gehanteerde parkeernorm van 3,9 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak te laag is, nu bij een fullservice supermarkt vaak met de auto weekboodschappen worden gedaan. De stelling van de raad dat Wageningen een fietsstad is en dat de supermarkt een wijkverzorgende functie heeft, waardoor het reëel zou zijn om te veronderstellen dat een deel van de bezoekers lopend of met de fiets komt, is volgens [verzoeker] niet juist. Verder voert [verzoeker] aan dat de parkeerdruk in de openbare ruimte door dit plan wordt vergroot. Daarnaast zijn de parkeerplaatsen in de openbare ruimte volgens [verzoeker] niet veilig.
8.1. De raad heeft bij het bepalen van de parkeerbehoefte de kencijfers uit de publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (publicatie 317)" (hierna: CROW-publicatie 317) gehanteerd. De kencijfers uit de CROW-publicatie 317 voor een fullservice supermarkt kennen een bandbreedte van 3,9 tot 5,9 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. De raad heeft de onderkant van deze bandbreedte aangehouden en toegelicht dat uit het rapport "Wageningen, Ruimtelijk-functionele onderbouwing supermarktontwikkeling Geertjesweg", opgesteld door BRO, en het rapport "Second Opinion, Supermarktontwikkeling Geertjesweg Wageningen", opgesteld door Bureau Stedelijke Planning, volgt dat de supermarkt op deze locatie primair een wijkverzorgende functie heeft, waardoor het reëel is om te veronderstellen dat een groot deel van de bezoekers lopend of met de fiets komt. Daarnaast kent Wageningen een relatief laag autobezit per huishouden. Uit de gegevens van het Centraal Bureau voor Statistiek volgt volgens de raad dat alleen Amsterdam en Kampen een lager autobezit per huishouden kennen.
Gelet op deze toelichting van de raad ziet de voorzieningenrechter in het betoog van [verzoeker] voorshands geen grond voor het oordeel dat de raad niet heeft mogen uitgaan van een norm van 3,9 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. De stelling van [verzoeker] dat mensen bij een fullservice supermarkt vaker met de auto weekboodschappen doen, wat daar ook van zij, maakt niet dat de raad niet uit had mogen gaan van de onderkant van de bandbreedte van de parkeernormering van een fullservice supermarkt, nu de bandbreedte specifiek betrekking heeft op een fullservice supermarkt, en waarbij verondersteld mag worden dat deze omstandigheid daarin is verdisconteerd.
Het betoog faalt in zoverre.
8.2. Uit de Verkeerstoets volgt dat de aan de hand van de CROW-publicatie 317 berekende parkeerbehoefte van de voorziene fullservice supermarkt 63,57 parkeerplaatsen bedraagt. De aan de hand van de CROW-publicatie 317 berekende parkeerbehoefte van de SPAR-locatie na herbestemming bedraagt 17,55 parkeerplaatsen en de berekende parkeerbehoefte van de twee appartementen op deze locatie bedraagt 2,6 parkeerplaatsen. Uit de Verkeerstoets volgt verder dat de zaterdagmiddag het moment is waarop de parkeervraag maximaal is. Na het in mindering brengen van een vorm van dubbelgebruik, is de parkeerbehoefte op dit maatgevende moment maximaal 82,68 parkeerplaatsen. Uit de plantoelichting volgt dat op het eigen terrein van de supermarkt 69 openbaar toegankelijke parkeerplaatsen zijn voorzien, waardoor de parkeerbehoefte voor de supermarkt volledig op eigen terrein wordt opgevangen. Daarnaast wijzigt de inrichting van de openbare ruimte. Ter plaatse van de Geertjesweg wordt het aantal parkeervoorzieningen volgens de Verkeerstoets vergroot tot 8 langsparkeerplaatsen. De 6 langsparkeerplaatsen aan de Nobelweg komen te vervallen omwille van de verkeersveiligheid, maar er zijn 6 nieuwe langsparkeerplaatsen aan de Postjesweg voorzien. Het toekomstig parkeeraanbod bedraagt dan ook 83 parkeerplaatsen. Met dit aantal parkeerplaatsen wordt voorzien in de parkeerbehoefte op het moment waarop de parkeervraag maximaal is. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de parkeervraag en het parkeeraanbod op het maatgevend moment met elkaar in evenwicht zijn en de parkeerdruk in de openbare ruimte niet wordt vergroot.
Het betoog faalt in zoverre.
8.3. Ten aanzien van de veiligheid van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte stelt de raad zich op het standpunt dat er geen sprake is van onveilige parkeerplaatsen. Uit objectieve gegevens die voorhanden zijn, zoals de ongevalsregistratie, blijkt volgens de raad ook niet dat sprake is van een onveilige situatie rond de parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Met de enkele stelling dat de parkeerplaatsen onveilig zijn, heeft [verzoeker] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de toelichting van de raad, niet aannemelijk gemaakt dat de parkeerplaatsen onveilig zijn.
Het betoog faalt in zoverre.
Alternatief
9. [verzoeker] voert aan dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn bezwaren tegen fullservice supermarkt en had moeten kiezen voor een kleine supermarkt. De raad had voor dit alternatief moeten kiezen omdat een kleine supermarkt geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor zijn woon- en leefklimaat en omdat er dan meer economische ruimte overblijft voor een supermarkt in het noordwestelijke deel van Wageningen waar minder supermarkten zijn, aldus [verzoeker].
9.1. De raad heeft toegelicht dat de keuze voor een fullservice supermarkt op deze locatie, die ook in de plaats komt van een in de onmiddellijke nabijheid ervan reeds aanwezige kleinere supermarkt, zorgvuldig is afgewogen. De raad wijst op de bij het plan gevoegde rapporten, opgesteld door BRO en Bureau Stedelijke Planning, waaruit volgt dat in de wijk behoefte is aan de voorziene fullservice supermarkt. De raad wijst verder op de nota "Beleidskaders Economische Visie Detailhandel en Horeca (2012)" waaruit volgt dat een nieuwe supermarkt aan de Geertjesweg 19 wenselijk is. Daarnaast heeft een fullservice supermarkt geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [verzoeker] en staat een fullservice supermarkt op deze locatie, de realisatie van supermarkt op een andere locatie in Wageningen niet in de weg, nu voldoende marktruimte overblijft, aldus de raad.
De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft de bezwaren van [verzoeker] tegen een fullservice supermarkt meegenomen in zijn belangenafweging en gemotiveerd een keuze gemaakt voor een fullservice supermarkt op deze locatie. Nu de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet voor het oordeel dat het woon- en leefklimaat van [verzoeker] op een onaanvaardbare wijze zal worden aangetast en voldoende marktruimte overblijft voor een fullservice supermarkt op een andere locatie, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de toelichting van de raad, voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [verzoeker] en had moeten kiezen voor een kleine supermarkt in plaats van een fullservice supermarkt op deze locatie.
Het betoog faalt.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Zwemstra
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2018
91-849.