ECLI:NL:RVS:2018:4248

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
201800842/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakkapel in strijd met welstandsbeleid

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan op 30 augustus 2016 geweigerd om aan [appellante] een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak van woningen op de percelen [locatie A] en [locatie B]. Dit besluit volgde op een negatief advies van de welstandscommissie, die oordeelde dat de dakkapellen niet voldeden aan de sneltoetscriteria in de Welstandsnota. De rechtbank Noord-Holland heeft in haar uitspraak van 19 december 2017 het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, waarna [appellante] hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 december 2018 uitspraak gedaan. In de beoordeling van het hoger beroep heeft de Afdeling bevestigd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de aanvraag van [appellante] op goede gronden is getoetst aan de Welstandsnota en de daarbij behorende sneltoetscriteria. De Afdeling heeft vastgesteld dat het beeldkwaliteitsplan, waar [appellante] naar verwees, niet de Welstandsnota vervangt en dat de dakkapellen in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Bovendien heeft de Afdeling geoordeeld dat het college niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door voor andere dakkapellen in de omgeving wel vergunningen te verlenen, omdat deze gevallen niet vergelijkbaar zijn met die van [appellante].

De uitspraak bevestigt de weigering van de omgevingsvergunning en de eerdere beslissingen van de rechtbank, waarbij het belang van welstandscriteria en de consistentie in vergunningverlening worden benadrukt. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201800842/1/A1.
Datum uitspraak: 27 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 19 december 2017 in zaak nr. 17/3393 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2016 heeft het college geweigerd aan [appellante] omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak van de woningen op de percelen [locatie A] en [locatie B] te Oostzaan.
Bij besluit van 20 juni 2017 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2018, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.P.M. van Beers, advocaat te Den Bosch, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.A.B. Hink, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij besluit van 15 november 2013 heeft het college omgevingsvergunning verleend voor het nieuwbouwproject "Klein Twiske" in Oostzaan. De woningen aan de [locatie A] en [locatie B] maken deel uit van dat project. Op het voordakvlak van deze woningen is tegelijk met de bouw van deze woningen een dakkapel gerealiseerd. Voor aanvang van het bouwen daarvan is door [appellante], de bij het nieuwbouwproject betrokken aannemer, niet nagegaan of de dakkapellen in overeenstemming waren met het geldende welstandsbeleid.
Op 6 juli 2016 heeft een toezichthouder van de gemeente geconstateerd dat de hiervoor genoemde dakkapellen zijn geplaatst, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Vervolgens heeft [appellante] op 15 juli 2016 een aanvraag ingediend voor het legaliseren van de dakkapellen.
Op 23 augustus 2016 heeft de adviescommissie Welstand (hierna: de welstandscommissie) negatief geadviseerd over het door [appellante] op 15 juli 2016 ingediende bouwplan. De welstandscommissie concludeert dat de dakkapellen afwijken van de sneltoetscriteria in de Welstandsnota, waarin is bepaald dat de breedte van dakkapellen aan de voorzijde van woningen maximaal 1/3 deel van het dakvlak mag zijn. Uit het welstandsadvies blijkt dat aan dit beleid wordt vastgehouden, omdat dakkapellen met een grotere breedte een onvoldoende ondergeschikte toevoeging zijn in het voordakvlak en het silhouet van de rij woningen aantasten.
Het college heeft dit advies overgenomen en heeft bij besluit van 30 augustus 2016 geweigerd aan [appellante] omgevingsvergunning te verlenen wegens strijd met redelijke eisen van welstand.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het besluit van 30 augustus 2016, in stand gelaten bij besluit op bezwaar van 20 juni 2017, bevestigd.
Beoordeling van het hoger beroep
2. [ appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Daartoe voert zij aan dat het beeldkwaliteitsplan voor dit plangebied het toetsingskader is en niet de Welstandsnota en de daarbij behorende sneltoetscriteria voor dakkapellen. Zij verwijst in dat kader naar de uitspraken van de Afdeling van 2 augustus 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5466, en van 27 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7514. Volgens haar fungeert het beeldkwaliteitsplan als de gebiedsspecifieke welstandsnota, als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar enkele pagina’s van het beeldkwaliteitsplan, een besluit van de raad van de gemeente Oostzaan van 25 februari 2013, een notitie overleg supervisie Klein Twiske van 30 januari 2013 en een memo supervisie Klein Twiske.
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de aanvraag van [appellante] op goede gronden aan de bij besluit van 2 juni 2004 door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota en de daarbij behorende sneltoetscriteria voor dakkapellen is getoetst. De rechtbank heeft hierbij terecht in aanmerking genomen dat uit de door [appellante] aangehaalde stukken weliswaar blijkt dat het voor dit nieuwbouwproject vastgestelde beeldkwaliteitsplan ook als kader dient voor welstandstoetsing, maar dat dat niet betekent dat dit beeldkwaliteitsplan de Welstandsnota en de bijbehorende sneltoetscriteria vervangt. Dit beeldkwaliteitsplan is, anders dan de Welstandsnota, niet vastgesteld als welstandsnota als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. Daarnaast is ook niet op enig moment bepaald dat het beeldkwaliteitsplan in de plaats treedt van de Welstandsnota, wat door het college ter zitting is bevestigd. In het raadsbesluit van 25 februari 2013 is juist bepaald dat het beeldkwaliteitsplan wordt toegevoegd aan de Welstandsnota. Het college heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat het beeldkwaliteitsplan onderdeel uitmaakt van de Welstandsnota en niet dient als een vervanging daarvan. Een beroep op de uitspraken van de Afdeling van 2 augustus 2006 en 27 maart 2013 kan haar om deze redenen niet baten. De rechtbank heeft verder terecht van belang geacht dat het beeldkwaliteitsplan geen concrete, gedetailleerde criteria voor de maatvoering van woningen en dakkapellen bevat.
De bouwplannen zijn niet in overeenstemming met de sneltoetscriteria. De Welstandsnota biedt het college in een dergelijk geval de mogelijkheid de bouwplannen voor te leggen aan de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft een negatief advies uitgebracht. Zij heeft bezwaar tegen de grote breedte, omdat de dakkapellen door de breedte een onvoldoende ondergeschikte toevoeging in het dakvlak zijn en, wanneer dit op alle woningen in de rij wordt toegepast, dit een ernstige aantasting is van het silhouet van de rij woningen. Het college heeft dit advies mogen overnemen en de gevraagde omgevingsvergunning wegens strijd met redelijke eisen van welstand terecht geweigerd.
Het betoog faalt.
3. [ appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, door voor andere vergelijkbare dakkapellen op de percelen Apollolaan 51, Jollenmakersweg 21 en Rietschoot 185 alle te Oostzaan wel omgevingsvergunning te verlenen. Deze dakkapellen zijn volgens haar vergelijkbaar met de dakkapellen waarvoor zij een omgevingsvergunning heeft aangevraagd, omdat ook daar niet aan de sneltoetscriteria werd voldaan. Door het college is in die gevallen echter in afwijking van de sneltoetscriteria toch omgevingsvergunning verleend, aldus [appellante]
3.1. Het college heeft toegelicht dat de dakkapel op het perceel Apollolaan 51 te Oostzaan niet vergelijkbaar is met de door [appellante] aangevraagde dakkapellen. Het heeft met stukken onderbouwd dat de dakkapel op het perceel Apollolaan 51, niet breder is dan 1/3 deel van het dakvlak.
Over de dakkapel op het perceel Jollenmakersweg 21 heeft het college toegelicht dat dat inderdaad een grote dakkapel is, maar dat in 2015 al eenzelfde dakkapel is vergund op het perceel Jollenmakersweg 43. De welstandscommissie heeft destijds positief geadviseerd, omdat de dakkapel is voorzien op een schilddak en er alleen een dakkapel op de middelste twee van vier woningen kan worden gerealiseerd. Het silhouet van het dakvlak wordt daardoor voldoende in stand gehouden. In haar advies heeft de welstandscommissie verder opgemerkt dat de dakkapel een trendsetter is voor woningen in de buurt met een gelijke architectuur. De woningen aan de [locatie B] en [locatie A] zijn van een andere architectuur.
De Afdeling volgt het college verder in zijn toelichting waarom de dakkapel op het perceel Rietschoot 185 geen vergelijkbaar geval is. De woning waarop deze dakkapel is voorzien, staat in een andere wijk. Verder heeft het college ter zitting toegelicht dat er in de Rietschoot al met de dakkapel op het perceel Rietschoot 185 vergelijkbare dakkapellen in het voordakvlak waren vergund, voordat de welstandsnota in werking was getreden. Nieuwe bouwplannen, zoals het plan voor Rietschoot 185, worden dan beoordeeld als herhalingsplannen, aldus het college.
3.2. Het college heeft zich, gelet op wat hiervoor is overwogen, terecht op het standpunt gesteld dat de door [appellante] aangedragen gevallen niet vergelijkbaar zijn met de door haar aangevraagde dakkapellen. De Afdeling is van oordeel dat de omstandigheid dat de door haar aangedragen gevallen en de door haar aangevraagde dakkapellen alle in strijd zijn met de sneltoetscriteria, onvoldoende is om strijd met het gelijkheidsbeginsel aan te nemen. Zoals hiervoor is overwogen is door het college toegelicht dat de gevallen aan de Apollolaan 51, Jollenmakersweg 21 en Rietschoot 185 op andere punten verschillen van de dakkapellen op de percelen [locatie B] en [locatie A] en waarom er in die gevallen wel positief is geadviseerd door de welstandscommissie. De rechtbank heeft daarom terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Slot
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Michiels w.g. Kamphorst-Timmer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018
776.