ECLI:NL:RVS:2018:434

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
201709341/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 8 februari 2017 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. De rechtbank heeft op 27 oktober 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris een nader stuk ingediend. Het onderzoek is vervolgens gesloten. Uit de door de staatssecretaris overgelegde vertrekverklaring blijkt dat de vreemdeling op 8 januari 2018 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie naar Afghanistan is vertrokken. Hierdoor heeft de vreemdeling geen belang meer bij de beoordeling van zijn hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling niet langer in Nederland verblijft en er geen proceskostenveroordeling nodig is. De uitspraak is gedaan op 6 februari 2018 door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.

Uitspraak

201709341/1/V2.
Datum uitspraak: 6 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 27 oktober 2017 in zaak nr. NL17.1392 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 27 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, advocaat te Lemmer, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Uit de door de staatssecretaris overgelegde, door de vreemdeling ondertekende vertrekverklaring blijkt dat hij op 8 januari 2018 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie vanuit Nederland is vertrokken naar zijn land van herkomst, Afghanistan. Onder deze omstandigheden heeft de vreemdeling geen belang bij de beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 oktober 2017.
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Engelhart
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2018
643.