ECLI:NL:RVS:2018:436

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
201800027/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 19 mei 2017 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 5 december 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.I. Engelsman, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Het hogerberoepschrift werd echter pas op 29 december 2017 ingediend, wat na de wettelijke termijn van een week was. De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigen dat hij in verzuim was. Hierdoor werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 februari 2018.

Uitspraak

201800027/1/V2.
Datum uitspraak: 6 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 5 december 2017 in zaak nr. NL17.2595 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 december 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.I. Engelsman, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De aangevallen uitspraak is verzonden of digitaal ter beschikking gesteld op 6 december 2017. Het hogerberoepschrift is op 29 december 2017, derhalve na het einde van de in artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 genoemde termijn van een week, bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift derhalve niet tijdig ingediend. De vreemdeling heeft geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest.
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Fernandez
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2018
753.