ECLI:NL:RVS:2018:449
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om uitzetting te voorkomen
Op 8 februari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 januari 2018. De rechtbank Den Haag had op 2 februari 2018 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld.
In hun verzoek om voorlopige voorziening vroegen de vreemdelingen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing op hun hoger beroep was genomen. Daarnaast vroegen zij om opvang en verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers gedurende deze periode. De voorzieningenrechter heeft het verzoek, in het licht van eerdere rechtspraak, toewijsbaar geacht.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat op het hoger beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.