ECLI:NL:RVS:2018:456
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijkheid hoger beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 februari 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 december 2017 was afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. van Bremen, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 18 januari 2018 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hogerberoepschrift van de vreemdeling niet voldeed aan de vereisten van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De aangevoerde grieven waren slechts herhalingen van eerder naar voren gebrachte standpunten, waardoor niet voldaan was aan de eisen voor het indienen van een hoger beroep. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke vereisten voor het indienen van hoger beroep in asielzaken en de gevolgen van het niet naleven van deze vereisten voor de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te treffen.