ECLI:NL:RVS:2018:540
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet-uitzetting
In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, nadat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. Dit besluit werd genomen op 22 december 2017. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, heeft op 26 januari 2018 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep zou zijn genomen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek van de vreemdeling beoordeeld. In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter gekeken naar de relevante jurisprudentie, waaronder een eerdere uitspraak van 20 december 2016. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om het verzoek van de vreemdeling toe te wijzen.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan in het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 15 februari 2018 en is openbaar gemaakt.