201702580/1/A1.
Datum uitspraak: 28 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Venlo,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 februari 2017 in zaak nr. 16/1743 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2016 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een dakterras met dakkapel bij het pand gelegen aan de [locatie 1] te Venlo (hierna: het pand).
Bij besluit van 19 april 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 11 januari 2016 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 17 februari 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 februari 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, advocaat te Zoetermeer, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. Michels, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het college heeft aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een dakterras met dakkapel bij het pand. Omdat de goothoogte van de dakkapel niet in overeenstemming is met de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Centrum Venlo" (hierna: het bestemmingsplan) heeft het college de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) gelezen in verbinding met artikel 4, aanhef en onder 4, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). [appellant] woont op het adres [locatie 2] te Venlo. Hij vreest dat de realisering van het dakterras en de dakkapel zal leiden tot vermindering van zijn privacy en zijn woongenot.
Ingetrokken beroepsgrond
2. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de verlening van de omgevingsvergunning in strijd is met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek zodat zich een evidente privaatrechtelijke belemmering voordoet is ter zitting van de Afdeling ingetrokken.
Beoordeling van het hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Daartoe voert hij aan dat de zolderverdieping voor de verlening van de omgevingsvergunning in gebruik was als slaapkamer waar voornamelijk in de nachtelijke uren werd verbleven, terwijl deze thans is omgebouwd tot een ruimte waar men 24 uur per dag verblijft. Bovendien wordt op het balkon geregeld verbleven en gebarbecued, hetgeen overlast veroorzaakt en leidt tot een onevenredige aantasting van zijn privacy, aldus [appellant].
3.1. Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo luidt:
"Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1º […]
2º. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3º […].
Artikel 4, van bijlage II van het Bor luidt:
"Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. […]
4. een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;
5. […]."
3.2. In het besluit van 19 april 2016, waarbij het besluit van 11 januari 2016 in stand is gelaten, heeft het college zich onder meer op het standpunt gesteld dat het dakterras met de dakkapel is aangebracht aan de achterzijde van het pand en dat de uitbreiding in verhouding tot het gehele dakvlak beperkt is. Voorts worden de stedenbouwkundige structuur van het pand en het omliggende gebied niet onaanvaardbaar aangetast en heeft de commissie ruimtelijke kwaliteit ingestemd met het bouwplan. Het heeft voort in aanmerking genomen dat het pand is gelegen in een sterk stedelijk gebied dat zich kenmerkt door dicht op elkaar gelegen bebouwing. Volgens het college is het gebruik van het dakterras voor woondoeleinden passend in de woonbestemming van het gebied. Omdat het dakterras hoger is gelegen dan de tuin en het balkon van [appellant] bestaat er naar voren geen rechtstreeks zicht op de tuin en het balkon van [appellant], zodat geen onevenredige aantasting van zijn privacy plaatsvindt, aldus het college.
Gelet op de motivering van het besluit om af te wijken van het bestemmingsplan heeft de rechtbank terecht overwogen dat dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Daarbij is van belang dat bij de belangenafweging het belang van [appellant] bij het behoud van privacy, gelet op de ligging van zijn woning in de nabijheid van het centrum van Venlo dat gekenmerkt wordt door dicht op elkaar gelegen bebouwing, niet doorslaggevend is. [appellant] heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de realisering van de dakkapel en het dakterras een onevenredige aantasting van zijn woongenot en zijn privacy veroorzaakt.
Het betoog faalt.
4. Hetgeen [appellant] in zijn hogerberoepschrift aanvoert ten aanzien van de verlening van een omgevingsvergunning aan [vergunninghouder] ten behoeve van een interne verbouwing van het pand tot zes kamers en een appartement, kan in deze procedure, die slechts betrekking heeft op de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning die is verleend voor de realisering van de dakkapel en het dakterras, niet aan de orde komen.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2018
724-262.