ECLI:NL:RVS:2018:659

Raad van State

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
201705650/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Harreveld 2015 en de gevolgen voor woningbouw op perceel te Harreveld

Op 28 februari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellante A] en [appellant B] tegen de raad van de gemeente Oost Gelre. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kern Harreveld 2015', dat op 30 mei 2017 door de raad is vastgesteld. [appellante A] en [appellant B] hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het bestemmingsplan de mogelijkheid voor woningbouw op het perceel [locatie 1] te Harreveld uitsluit, terwijl dit in het vorige plan nog wel was toegestaan. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het plan voornamelijk conserverend is en dat er geen ruimte meer is voor nieuwe woningbouw, in lijn met de vastgestelde woonvisie.

Tijdens de zitting op 2 februari 2018 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de besluitvorming niet voldoende rekening heeft gehouden met een niet onherroepelijke omgevingsvergunning die aan [appellant B] was verleend voor de bouw van een woning op het perceel [locatie 1]. Dit belang is door de raad over het hoofd gezien, wat heeft geleid tot een onzorgvuldige besluitvorming. De Afdeling heeft het beroep van [appellante A] en [appellant B] gegrond verklaard en het besluit van de raad vernietigd voor zover het betreft het perceel [locatie 1]. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de nodige aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren en heeft de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de appellanten.

Uitspraak

201705650/1/R1.
Datum uitspraak: 28 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante A] en [appellant B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Harreveld, gemeente Oost Gelre,
en
de raad van de gemeente Oost Gelre,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Harreveld 2015" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2018, waar [appellante A] en [appellant B], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door B.G.W. Rondeel, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
2.    [appellante A] en [appellant B] richten zich tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd" voor het perceel [locatie 1] te Harreveld. [appellant B] woont op het perceel [locatie 2] en zijn bedrijf [appellante A] is op het perceel [locatie 1] gevestigd. Zij betogen dat dit plan het ten onrechte niet meer mogelijk maakt een woning te bouwen op [locatie 1]. Het vorige plan voorzag hierin nog wel. Dergelijke woningbouwmogelijkheden passen volgens hen in de systematiek van het bestemmingsplan, zijn stedenbouwkundig in orde bevonden en dienen daarom ook in dit plan te worden gehandhaafd. Bovendien is er aan [appellant B] al een omgevingsvergunning voor bouwen verleend ten behoeve van een woning op het perceel [locatie 1].
2.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat bij het opstellen van het plan rekening is gehouden met de vastgestelde woonvisie. Het plan is voornamelijk conserverend en er wordt geen of nauwelijks ruimte meer geboden voor nieuwe woningbouwmogelijkheden, hetgeen in overeenstemming is met deze woonvisie. De gemengde bestemming die in het plan aan de percelen van [appellant B] is gegeven staat het bedrijf van [appellant B] en de bestaande woning toe. Hiermee is de bestaande situatie vastgelegd.
2.2.    Blijkens de verbeelding is aan de percelen [locatie 1] en [locatie 2] de bestemming "Gemengd" toegekend.
Artikel 7, lid 7.1, van de planregels luidt: "De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel en dienstverlenende voorzieningen uitsluitend op de begane grond;
b. bestaande woning(en) op de begane grond en/of op de verdieping,
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, tuinen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
2.3.    Niet in geschil is dat het vorige plan een woning op het perceel [locatie 1] mogelijk maakte en dat dit plan deze mogelijkheid niet langer kent. Volgens de planregels zijn immers alleen bestaande woningen toegestaan en op [locatie 1] is op dit moment geen woning aanwezig.
2.4.    [appellant B] heeft op 7 december 2016 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van een woning aan [locatie 1]. Op 29 april 2017 is de termijn waarbinnen een besluit op die aanvraag had moeten worden genomen verstreken en is de omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan. Het college van burgemeester en wethouders heeft dit in een brief aan [appellant B] bevestigd. Op het moment van de vaststelling van het plan was deze omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk.
Zoals onder meer volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 29 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1812, vormt een niet onherroepelijke omgevingsvergunning een zwaarwegend belang bij de besluitvorming. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij deze omgevingsvergunning over het hoofd heeft gezien en derhalve ook niet als zwaarwegend belang bij de besluitvorming heeft betrokken. Het besluit in zoverre niet zorgvuldig voorbereid. Het betoog slaagt.
3.    Het beroep is gegrond. Het besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd, voor zover dat ziet op het perceel [locatie 1] te Harreveld met de bestemming "Gemengd". Dit betekent dat voor dit perceel de planregeling van het vorige bestemmingsplan "Harreveld bebouwde kom, algehele herziening 2005" weer gaat gelden.
4.    Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
5.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oost Gelre van 30 mei 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kern Harreveld 2015", voor zover dat ziet op het perceel [locatie 1] te Harreveld met de bestemming "Gemengd";
III.    draagt de raad van de gemeente Oost Gelre op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II, wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.;
IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Oost Gelre tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V.    gelast dat de raad van de gemeente Oost Gelre aan [appellante A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 333,00 (zegge: driehonderddrieëndertig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Van Sloten    w.g. Brock
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2018
603.