201705538/1/R1.
Datum uitspraak: 28 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Beek,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te Beek,
en
de raad van de gemeente Beek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening Bestemmingsplan ‘Kern Beek’ Uitbreiding Eyewitness Museum Beek" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2018, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Keulers en mr. E.J.S. Verjans, zijn verschenen.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het bestemmingsplan
2. Het bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van het oorlogsmuseum Eyewitness aan de Maastrichterlaan 45 te Beek. In verband met de verwachte toename van bezoekers is behoefte aan een uitbreiding van het museum ontstaan. Het huidige museum heeft een bruto vloeroppervlakte van ongeveer 600 m2. Het plan maakt het mogelijk om het hoofdgebouw met in totaal 620 m2 uit te breiden. Hiervan kan 240 m2 bovengronds worden toegevoegd en 380 m2 ondergronds. Verder mag er 80 m2 aan bijgebouwen worden gerealiseerd.
De beroepen
3. [appellant sub 1] woont op het perceel [locatie 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] wonen op het perceel [locatie 2]. Deze percelen zijn gelegen in de directe omgeving van het plangebied. [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] vrezen vooral voor de gevolgen die de uitbreiding van het museum zal hebben op hun woon- en leefklimaat.
Maximale bouwmogelijkheden en gevolgen voor het woon- en leefklimaat
4. [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat het museum midden in een woonwijk ligt en dat de maximale bouwmogelijkheden in het plan gelet daarop te omvangrijk zijn. Als de maximale planologische bouwmogelijkheden worden verwezenlijkt leidt dit volgens hen onder meer tot onaanvaardbare schaduwhinder op hun percelen. [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen verder dat de uitbreiding van het Eyewitness Museum leidt tot een verdere verslechtering van hun woon- en leefklimaat door geluidsoverlast en een aantasting van hun privacy. Niet duidelijk is volgens hen of de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG Brochure) voldoende op deze specifieke situatie is toegesneden. Op dit moment is er al sprake van overlast van bezoekers, hetgeen na de uitbreiding alleen maar meer zal worden.
4.1 Blijkens de verbeelding is aan het perceel Maastrichterlaan 45 de bestemming "Gemengd" toegekend met de functieaanduiding "museum". Aan het achterste gedeelte van het perceel is ook de aanduiding "bijgebouwen" toegekend. Verder zijn de maatvoeringen "maximum aantal bouwlagen 1", "maximum aantal bouwlagen 2" en/of "specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen" toegekend.
Artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder e, van de planregels luidt: De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor een museum ter plaatse van de functieaanduiding ‘museum’, inclusief ondersteunende horeca.
Artikel 3, lid 3.2.1 a, luidt: ‘Op de tot ‘Gemengd’ bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
Lid 3.2.2, luidt: "Regels met betrekking tot gebouwen:
a. het aantal bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen';
b. de bestaande- en te realiseren bebouwing mag worden uitgebreid tot het maximaal aantal bouwlagen per bouwvlak, zoals weergegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'.
c. ondergrondse bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen' tot een maximale diepte van 5.00 meter.
Lid 3.2.3, luidt: "Regels met betrekking tot bijgebouwen:
a. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het hoofdbouwvlak en bijgebouwenvlak worden opgericht, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
• de goothoogte mag maximaal 3,00 m bedragen;
• de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen.
• de oppervlakte van de bijgebouwen mag maximaal 80 m² bedragen.
b. ondergrondse bebouwing is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen' tot een maximale diepte van 5.00 meter."
4.2 De raad stelt zich op het standpunt dat de toegestane uitbreiding weliswaar fors is te noemen, maar dat deze uitbreiding passend is in de omgeving. De raad stelt dat op verschillende manieren rekening is gehouden met het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] om schaduwhinder zoveel mogelijk te beperken. In de eerste plaats wordt voldoende afstand aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens van het perceel [locatie 2], namelijk 2,5 m. De raad stelt dat dit een reguliere afstand is van een bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens. In het plan zijn verder de bouwmogelijkheden wat betreft bijgebouwen ten opzichte van het voorheen geldende plan beperkt tot een maximaal toegestane oppervlakte van 80 m² ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". In de planologische situatie zoals deze voorheen gold, was het ook al mogelijk om een bijgebouw met een maximum hoogte van 5 m op het gehele achterterrein, ook op de perceelsgrens, te bouwen tot een maximum oppervlak van 100 m². Het bebouwingspercentage op basis van de bovengrondse bebouwingsmogelijkheden bedraagt 36%. Er is wat betreft het voorliggende bestemmingsplan aansluiting gezocht bij de regels van het bestemmingsplan "Kern Beek" dat geldt voor de directe omgeving van het Eyewitness Museum en waarin is bepaald dat 60% van de bestemming onbebouwd dient te blijven. Na benutting van de volledige bovengrondse bouwmogelijkheden van dit plan blijft 64% van de bestemming onbebouwd. Met de uitbreiding van het oorlogsmuseum ontstaat gelet hierop ruimtelijk gezien geen afwijkende situatie wat betreft de verhouding bebouwd/onbebouwd in vergelijking met de omliggende percelen met voornamelijk een woonbestemming. Bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan is het gehele bouwvlak (zowel bovengronds als ondergronds) ongeveer 1,6 m verschoven om tegemoet te komen aan de ingediende zienswijzen. De raad stelt verder dat wordt voldaan aan de aan te houden afstand uit de VNG Brochure. Anders dan appellanten aanvoeren is geen sprake van een museum midden in een woonwijk, maar in een gemengd gebied. Er zijn voorts geen klachten bekend over overlast door het museum. De verwachting is dat na de uitbreiding er hooguit 50 tot 60 personen verspreid over de dag in het museum aanwezig zullen zijn.
4.3 De Afdeling is van oordeel dat de raad op bovenstaande wijze voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]. Met de in acht te nemen afstanden tot de perceelsgrens en het maximum bebouwingspercentage wordt de overlast voor hen beperkt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de geluidsoverlast of de aantasting van de privacy dusdanig zal zijn dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Hiertoe acht de Afdeling van belang dat de raad heeft toegelicht dat er hooguit 50 tot 60 personen verspreid over het dag in het museum aanwezig zullen zijn en dat, anders dan appellanten stellen, er geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten in het museum. Voorts is de toegestane bebouwing niet dusdanig omvangrijk dat de raad het plan vanwege de verwachte schaduwhinder in niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. In de VNG brochure wordt een richtafstand van 10 m aanbevolen voor een museum in een rustige woonwijk. De VNG-Brochure voorziet evenwel in de mogelijkheid de richtafstand met één afstandsstap te verlagen indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstand van 10 m wordt in een dergelijk geval 0 m. De Afdeling overweegt dat de raad voor de vaststelling van het omgevingstype op juiste gronden niet alleen heeft gekeken naar de straat waarin het museum ligt, maar ook naar de straten daar omheen. De woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] staan in een gebied waar verschillende functies, zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en woningen zijn gevestigd. Gelet op de ter plaatse aanwezige functies is de raad terecht uitgegaan van de richtafstand die geldt voor gemengd gebied. De aan te houden afstand is daarmee 0 m. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het museum inclusief uitbreiding binnen de omgeving past.
Het betoog faalt.
Waardevermindering woning
5. [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat hun verwachting is dat de waarde van hun woningen door het plan zal verminderen.
5.1 Wat de eventuele nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
Het betoog faalt.
Schade
6. [appellant sub 1] stelt dat hij als gevolg van het plan schade lijdt aan zijn woning en de erfafscheiding/begroeiing als gevolg van bouwwerkzaamheden. Voorts vreest hij dat de graafwerkzaamheden ook voor meer overlast van grondwater zullen zorgen. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat dit betoog geen betrekking heeft op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond moet derhalve buiten beschouwing blijven.
Conclusie
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Brock
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2018
603.