201709752/2/R1.
Datum uitspraak: 2 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Bergen,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Bergen, Noord-Holland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "De Zeven Dorpen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 februari 2018, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door E. van Hout, bijgestaan door mr. J.Th. van Oostrum, advocaat te Alkmaar, zijn verschenen. Verder is [partij], vertegenwoordigd door mr. O.H. Minjon, advocaat te Hoorn, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plangebied ligt in het centrum van Bergen. Aan de zuidzijde van het plangebied staan woningen en ligt de Karel de Grotelaan. Aan de noordzijde ligt het Plein. Aan de westzijde van het plangebied ligt op dit moment een openbaar verbindingsstraatje tussen het Plein en de Karel de Grotelaan, te weten het zogeheten Alexanderlaantje. Dit straatje wordt incidenteel gebruikt door vrachtwagens om het magazijn van de supermarkt aan de westzijde van het laantje te bevoorraden. Aan de oostzijde van het laantje staan de hiervoor genoemde woningen. Tegenover de kruising van het Alexanderlaantje en de Karel de Grotelaan ligt het perceel van [verzoekster], met daarop een stolpboerderij.
3. In het vorige plan was aan het Alexanderlaantje de bestemming "Verkeer" toegekend. In het nu voorliggende plan is de bestemming "Gemengd - 1" en grotendeels de aanduiding "maatschappelijk" toegekend aan het Alexanderlaantje. Ter plaatse van deze bestemming en aanduiding zijn maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning toegestaan. Verder is aan een smalle strook grond tussen de Karel de Grotelaan en de gronden met de aanduiding "maatschappelijk" de bestemming "Verkeer" toegekend.
4. Op de zitting is gebleken dat het verzoek van [verzoekster] concreet betrekking heeft op de bouwmogelijkheden die het plan biedt ter plaatse van de bestemming "Gemengd - 1", ter plaatse van de gronden waar ook de aanduiding "maatschappelijk" aan is toegekend. Zij stelt dat haar spoedeisend belang is gelegen in de omstandigheid dat [partij] bouwplannen gereed heeft en een aanvraag kan indienen om te bouwen tegenover het perceel van [verzoekster]. Daarmee zal het zicht op en vanuit het perceel verdwijnen. Verder stelt zij dat het besluit om het Alexanderlaantje te onttrekken aan de openbaarheid in werking treedt op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt.
5. Niet in geschil is dat het Alexanderlaantje nu een openbare weg als bedoeld in de Wegenwet is. Om deze weg te kunnen bebouwen en daarmee het openbare karakter weg te nemen, zal de weg aan de openbaarheid moeten worden onttrokken. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet kan een openbare weg eerst aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij besluit van de raad van de gemeente waarin die weg ligt. Bij besluit van 9 november 2017 heeft de raad besloten het Alexanderlaantje te onttrekken aan het openbaar verkeer. Daarbij is als opschortende voorwaarde gesteld dat de onttrekking aan het openbaar verkeer pas plaatsvindt op het moment dat het bestemmingsplan "De Zeven Dorpelingen" formele rechtskracht heeft, dan wel onherroepelijk is. De voorzieningenrechter begrijpt deze voorwaarde aldus dat niet eerder dan dat de Afdeling het plan, voor zover dat ziet op het Alexanderlaantje, in de bodemprocedure in stand heeft gelaten, het onttrekkingsbesluit in werking treedt. Nu het bestemmingsplan wat betreft het Alexanderlaantje nog niet onherroepelijk is, is het onttrekkingsbesluit van 9 november 2017 niet in werking getreden en kan het Alexanderlaantje niet aan te openbaarheid worden onttrokken om te bebouwen. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat een spoedeisend belang gemoeid is met het verzoek. Er bestaat daarom geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.
6. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Helvoort
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2018
361.