ECLI:NL:RVS:2018:793
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet-uitzetting
Op 7 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdelingen, die aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend, waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdelingen, die ook voor hun minderjarige kinderen opkwamen, hadden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die hun eerdere beroep ongegrond had verklaard. In het kader van het hoger beroep vroegen zij de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij opvang en verstrekkingen zouden ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek, gezien de omstandigheden en eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hadden gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdelingen niet mochten worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen, en dat de staatssecretaris hen € 501,00 moest vergoeden voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 maart 2018.