ECLI:NL:RVS:2018:802

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
201709839/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan 'De Baan en Sotaweg'

Op 12 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Roelofarendsveen, en de raad van de gemeente Kaag en Braassem. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 9 oktober 2017, waarbij het bestemmingsplan 'De Baan en Sotaweg' werd vastgesteld. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat de verhoging van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen in de omgeving zijn bedrijfsvoering ernstig zal belemmeren door schaduwwerking.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 februari 2018 ter zitting behandeld. De verzoeker heeft zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij een 'koude kas' exploiteert en afhankelijk is van zonlicht voor zijn bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er op dit moment geen omgevingsvergunning is aangevraagd voor de verhoging van de bedrijfsgebouwen en dat er geen spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en aangegeven dat de verzoeker in de toekomst opnieuw kan verzoeken om schorsing van het bestemmingsplan indien er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd.

De uitspraak benadrukt dat het oordeel van de voorzieningenrechter voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201709839/2/R3.
Datum uitspraak: 12 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Roelofarendsveen, gemeente Kaag en Braassem,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Kaag en Braassem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "De Baan en Sotaweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 februari 2018, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. V. Platteeuw en H. de Jong, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plangebied ligt ten noorden van de kern Roelofarendsveen (Sotaweg) en ten westen van de kern Oude Wetering (De Baan) en maakt onderdeel uit van de Gogerpolder. Het gebied beslaat een oppervlakte van circa 85 ha en is grotendeels in gebruik voor glastuinbouw.
Het plan voorziet voor bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, ten opzichte van het vorige plan in een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van 7,5 m naar 12,0 m.
3.    [verzoeker] kan zich daar niet mee verenigen. Hij exploiteert op het perceel [locatie 1] een zogenoemde "koude kas", wat betekent dat hij voor licht en verwarming van zijn kas afhankelijk is van zonlicht. Bij een mogelijke verhoging van de bedrijfsgebouwen van de op de [locatie 2] gevestigde tulpenbroeierij, vreest [verzoeker] een zodanige schaduwwerking dat deze hem ernstig belemmert in zijn bedrijfsvoering.
4.    Vast staat dat op dit moment ten behoeve van de [locatie 2] geen omgevingsvergunning is aangevraagd met als doel de op dat perceel aanwezige bedrijfsgebouwen te verhogen. Voorts heeft de voorzieningenrechter op dit moment geen aanwijzingen dat bedoelde aanvraag op korte termijn, althans voordat uitspraak valt te verwachten in de bodemzaak, alsnog zal worden ingediend.
Gelet hierop is met het verzoek van [verzoeker] in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid dat rechtvaardigt dat op dit moment een voorlopige voorziening wordt getroffen. Indien voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak toch een omgevingsvergunning wordt aangevraagd en verleend, kan [verzoeker] gelijktijdig met een tegen die vergunning ingesteld rechtsmiddel opnieuw verzoeken het bestemmingsplan te schorsen, teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
5.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek af te wijzen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Wijker-Dekker
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2018
562.