ECLI:NL:RVS:2018:837

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
201700959/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van gegevens door het COA en de belangenafweging volgens de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in hoger beroep over de gedeeltelijke weigering van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) om gegevens openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het betreft een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van stukken met betrekking tot de besluitvorming rondom de vestiging van een asielzoekerscentrum in Zutphen. Het COA had eerder een verzoek van [appellant] gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen, waarbij het de openbaarmaking van bepaalde financiële gegevens had geweigerd. De rechtbank Gelderland had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het COA zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de belangen van openbaarmaking niet opwegen tegen de economische en financiële belangen van het COA. In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft vastgesteld dat openbaarmaking de positie van het COA zou schaden. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat het COA terecht heeft geweigerd om de gegevens openbaar te maken, omdat openbaarmaking de onderhandelingspositie van het COA zou kunnen schaden. De Afdeling bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het belang van openbaarmaking van de verbouwingskosten en de aankoopsom niet opweegt tegen de door het COA ingeroepen belangen.

Uitspraak

201700959/1/A3.
Datum uitspraak: 14 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 december 2016 in zaak nr. 16/2795 in het geding tussen:
[appellant]
en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COA).
Procesverloop
Bij besluit van 14 augustus 2014 heeft het COA het verzoek van [appellant] om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 24 december 2014 heeft het COA het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 januari 2016 heeft de rechtbank het hiertegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 december 2014 vernietigd voor zover daarbij de openbaarmaking van het taxatierapport en het vastgoedrekenmodel is geweigerd.
Bij besluit van 25 maart 2016 heeft het COA het door [appellant] tegen het besluit van 14 augustus 2014 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het taxatierapport geheel en het vastgoedrekenmodel gedeeltelijk openbaar gemaakt.
Bij uitspraak van 20 december 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het COA heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. T. de Beet, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en het COA, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] heeft naar aanleiding van het besluit om een asielzoekerscentrum te vestigen in een pand in Zutphen bij brief van 3 juli 2014 verzocht om openbaarmaking van stukken met betrekking tot de besluitvorming. Deze stukken heeft het COA inmiddels geanonimiseerd aan hem verstrekt. In het aan [appellant] verstrekte vastgoedrekenmodel heeft het COA met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob de gegevens weggelakt die de economische en/of financiële belangen van het COA raken. [appellant] kan zich hier niet mee verenigen voor zover de verbouwingskosten en de aankoopsom zijn weggelakt.
Aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het COA zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van openbaarmaking van de verbouwingskosten en de aankoopsom niet opweegt tegen de door het COA ingeroepen belangen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat openbaarmaking van deze informatie de onderhandelingspositie van het COA in de toekomst zodanig kan beïnvloeden dat zijn economische of financiële belangen geschaad kunnen worden. Het COA heeft kunnen overwegen dat deze informatie inzicht geeft in de totstandkoming van de prijsstelling en als leidend kan worden gezien voor toekomstige onderhandelingen. Openbaarmaking zou andere partijen in staat kunnen stellen in toekomstige gevallen hun onderhandelingspositie op deze informatie af te stemmen. De rechtbank acht daarbij van belang dat vanuit de taakstelling van het COA gebouwen moeten worden verworven en het COA dus geen vrije keuze heeft om al dan niet gebouwen aan te schaffen. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de door [appellant] aangevoerde omstandigheid dat het COA niet volgens de aanbestedingsregels heeft gehandeld, niet maakt dat het belang van openbaarmaking prevaleert. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het COA in het jaarverslag 2015 openheid van zaken heeft gegeven over deze kwestie.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het COA openbaarmaking van de verbouwingskosten en de aankoopsom heeft mogen weigeren.
Hoger beroep
3.    [appellant] voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat ongemotiveerd is gebleven in hoeverre het COA daadwerkelijk wordt geschaad door openbaarmaking van de verbouwingskosten en de aankoopsom. Dat openbaarmaking de positie van het COA kan schaden, is daartoe onvoldoende. Verder wijst [appellant] erop dat openbaarmaking van de gegevens de enige manier is waarop overtreding van de aanbestedingsregels door het COA aan het licht kan komen. Volgens [appellant] valt niet in te zien waarom de rechtbank in de publicatie van het jaarverslag over 2015 een bevestiging heeft gezien van haar oordeel dat openbaarmaking van de gegevens achterwege kan blijven. Het belang van openbaarmaking van de verbouwingskosten en de aankoopsom is onverminderd, omdat deze gegevens niet in het jaarverslag zijn vermeld, aldus [appellant].
Oordeel van de Afdeling
4.    Artikel 10, tweede lid, van de Wob bepaalt:
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
[…]
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
[…]
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
4.1.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het COA zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van openbaarmaking van de verbouwingskosten en de aankoopsom van het pand in Zutphen niet opweegt tegen zijn economische en financiële belangen en dat het COA openbaarmaking van deze gegevens heeft mogen weigeren. Daartoe overweegt de Afdeling dat derden hun onderhandelingspositie kunnen afstemmen op deze financiële gegevens, omdat deze gegevens inzicht bieden in de prijs die het COA bereid is te betalen. Dit schaadt de economische en financiële belangen van het COA, met name omdat het COA vaak in een ongunstige onderhandelingspositie verkeert vanwege het feit dat het de panden voor vestiging van asielzoekerscentra doorgaans met spoed moet aankopen.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. Binnema
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2018
589.