ECLI:NL:RVS:2018:868

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
201709146/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hart van De Meern Noord en de bouwhoogte van woningen

Op 14 maart 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Hart van De Meern Noord". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Utrecht op 14 september 2017, voorziet in de bouw van woningen en gemengde functies in het dorpshart van De Meern. Appellanten, bewoners van de Castellumlaan, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de bouwhoogte van de woningen niet past in de omgeving en afwijkt van eerder gemaakte afspraken met de gemeente.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 1 maart 2018. Tijdens de zitting is de raad vertegenwoordigd door mr. S. Scheijven. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij zij hebben gewezen op de bouwhoogte van 11 meter die in het plan is toegestaan, wat hoger is dan de bestaande woningen in de omgeving. De raad heeft echter betoogd dat de bouwhoogte in overeenstemming is met de nieuwe beleidskeuzes en dat de plannen zijn afgestemd op de bestaande woningen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de vaststelling van het bestemmingsplan en dat de appellanten voldoende betrokken zijn geweest bij de procedure. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de raad om bestemmingen en regels vast te stellen op basis van gewijzigde planologische inzichten.

Uitspraak

201709146/1/R6.
Datum uitspraak: 14 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te De Meern, gemeente Utrecht,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Hart van De Meern Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2018, waar [appellant] en anderen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Scheijven, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Bon Groep BV, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plangebied betreft de noordelijke helft van het dorpshart van De Meern. Het plan voorziet in woningen en in gemengde functies aan de Castellumlaan en het achterliggende gebied aan de Zandweg.
[appellant] en anderen wonen aan de Castellumlaan en hun achtertuinen grenzen aan het plangebied. Zij stellen dat de bouwhoogte van de in het plan voorziene woningen direct achter hun percelen niet past in de omgeving en afwijkt van eerder met omwonenden gemaakte afspraken.
Toetsingskader
2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Bouwhoogte
3.    [appellant] en anderen stellen dat het plan woningen met twee woonlagen en een kap mogelijk maakt tot een bouwhoogte van 11 m. Dat is hoger dan de bouwhoogte van de woningen achter de Castellumlaan in de wijk ’t Weer, die slechts bestaan uit één woonlaag met een kap. Daarmee leidt het plan volgens [appellant] en anderen niet tot een goede oriëntatie van de woningen op de omgeving. Het plan past volgens hen niet in de ambitie om de bestaande karakteristieken van het dorpshart van De Meern te koesteren en te benutten, zoals is opgenomen in het "Stedenbouwkundig Programma van Eisen Hart van De Meern Noord" (hierna: het SPvE) dat door de raad op 11 september 2014 is vastgesteld.
De bouwhoogte van 11 meter wijkt ook af van het eerder voor het plangebied vastgestelde bestemmingsplan "De Meern Centrum", waarin de hoogte was beperkt tot één woonlaag met kap, zoals overeengekomen met het gemeentebestuur en de projectontwikkelaar. Hiermee distantieert de raad zich van eerder met omwonenden gemaakte afspraken, aldus [appellant] en anderen.
3.1.    Ter zitting hebben [appellant] en anderen toegelicht dat er in het verleden overeenstemming was tussen het gemeentebestuur en omwonenden over een ontwerp van een ander bestemmingsplan voor het gebied. Aan dat door de raad op 4 september 2008 vastgestelde bestemmingsplan "De Meern Centrum" is echter, zoals bekend, goedkeuring onthouden. Voor het plangebied gold dit plan derhalve niet, nog daargelaten dat aan een bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad was derhalve niet gehouden de door hem in een in 2008 vastgesteld bestemmingsplan opgenomen bouwhoogte voor het plangebied ook in het onderhavige plan op te nemen.
3.2.    Volgens de raad is in verband met de economische crisis besloten tot een andere invulling van het dorpshart. Daartoe heeft de raad het SPvE vastgesteld. Volgens de toelichting ter zitting leidde de beleidskeuze om niet langer winkels in de eerste bouwlaag toe te staan tot een ander, op de markt afgestemd, woningbouwprogramma met eengezinswoningen. De goot- en bouwhoogte in het plan is daarop afgestemd. De raad heeft toegelicht dat het plangebied in het deelgebied Castellumlaan - Oosterlengte van het SPvE ligt. De maximum bouwhoogte is daar volgens het SPvE 3, met incidenteel 4, bouwlagen. In het bestemmingsplan is de maximum goot- en bouwhoogte voor het deel achter de woningen van [appellant] en anderen ten opzichte van de eisen in het SPvE verlaagd tot respectievelijk 6 en 11 m. Dat komt overeen met 2 bouwlagen en een kap en sluit volgens de raad aan bij de bestaande woningen aan de Castellumlaan, die ook uit 2 bouwlagen en een kap bestaan. Verder kunnen er volgens de raad ingevolge artikel 10, lid 10.3, van de planregels nadere eisen worden gesteld aan de afmeting en de plaats van de bebouwing en is de bouwgrens met 2 m verschoven, zodat de woningen verder van de woningen van [appellant] en anderen komen te liggen.
De raad heeft zich gelet op het voorgaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de maximum bouwhoogte van de in het plan voorziene woningen georiënteerd is op de woningen in de directe omgeving van het plangebied en voldoet aan de uitgangspunten in het SPvE. De door [appellant] genoemde woningen in de wijk ’t Weer liggen buiten de begrenzing van het SPvE en laten onverlet dat aan de stedenbouwkundige eisen met betrekking tot de hoogte is voldaan.
Het betoog faalt.
Informatievoorziening en betrokkenheid
4.    [appellant] en anderen stellen dat tijdens de inspraakprocedure voor het aan het plan ten grondslag gelegde SPvE en tijdens de terinzagelegging van het ontwerp van het plan onduidelijkheid was blijven bestaan over de bouwhoogte achter hun huizen.
4.1.    Op de door van der Heijden en anderen overgelegde kaart van het SPvE is het maximum aantal bouwlagen voor het deel achter hun woningen aangegeven. De door [appellant] bedoelde onduidelijkheid op die kaart betreft, zo hebben zij ter zitting toegelicht, een ronde aanduiding nabij hun percelen. Die aanduiding heeft echter geen betrekking op het maximaal aantal bouwlagen maar betreft blijkens de legenda een bestaande boom.
Op de door de raad overgelegde uitsnede van de verbeelding van het papieren ontwerp van het plan staan de maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 11 m aangegeven. Tevens blijken deze hoogten ook uit de verbeelding van het ter inzage gelegde ontwerp zoals is te raadplegen op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Anders dan [appellant] en anderen stellen was de hoogte van de woningen derhalve ook in het ter inzage gelegde ontwerp van het plan duidelijk aangegeven en is deze hoogte bij de vaststelling niet gewijzigd.
Voor zover [appellant] en anderen stellen dat zij in vergelijking met het in 2008 vastgestelde bestemmingsplan minder zijn betrokken bij de totstandkoming van het plan overweegt de Afdeling dat het plan de wettelijk voorgeschreven procedure heeft doorlopen en [appellant] en anderen in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze over het ontwerp van het plan te geven.
Het betoog faalt.
Conclusie en slotoverweging
5.    Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Uylenburg    w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2018
429.