201705604/4/A2.
Datum beslissing: 14 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te Waalwijk,
verzoeker,
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van mr. C.H.M. van Altena als lid van de enkelvoudige kamer van de Afdeling bij de behandeling van de zaak nr. 201705604/3/A2.
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2017, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. C.H.M. van Altena (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 201705604/3/A2.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 8:16, tweede lid, van de Awb geschiedt het verzoek schriftelijk en is het gemotiveerd.
Volgens artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges 2013 kan de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek niet is gemotiveerd.
2. Bij uitspraak van 6 september 2016 in zaak nr. 201705604/2/A2 heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om van het door [verzoeker] ingestelde hoger beroep kennis te nemen, omdat tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb, geen hoger beroep kan worden ingesteld.
De uitspraak op het verzet van [verzoeker] in zaak nr. 201705604/3/A2 tegen voormelde uitspraak van de Afdeling van 6 september 2017 is openbaar gemaakt op 18 oktober 2017. [verzoeker] heeft in het verzetschrift niet gevraagd door de Afdeling te worden gehoord, als bedoeld in artikel 8:55, vierde lid, van de Awb. Om die reden heeft de Afdeling van het horen van [verzoeker] afgezien.
3. [verzoeker] heeft voor de onderbouwing van zijn verzoek om wraking van de staatsraad louter verwezen naar de website www.zwartelijstrechters.org. De enkele verwijzing naar deze website en de vermelding van de staatsraad daarop, houdt geen motivering van het verzoek in. Gelet daarop is het verzoek in strijd met artikel 8:16, tweede lid, van de Awb niet gemotiveerd. Het verzoek kan reeds daarom niet worden aangemerkt als een verzoek om wraking in de zin van de wet en kan om die reden niet in behandeling worden genomen.
4. Voor zover [verzoeker] te kennen heeft gegeven dat de Afdeling in de uitspraak van 18 oktober 2017 ten onrechte niet is ingegaan op het door hem aangevoerde betoog dat de Afdeling in de uitspraak van 6 september 2017, waarvan verzet, ten onrechte geen grond heeft gezien voor het oordeel dat in weerwil van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak van de rechtbank kon worden ingesteld, komt dit neer op een herhaling van wat [verzoeker] in hoger beroep en verzet naar voren heeft gebracht. De uitspraak van de Afdeling op het verzet van [verzoeker] is definitief en hiertegen staat geen rechtsmiddel open. Ook anderszins kan over de inhoud en gevolgen van een uitspraak van de Afdeling niet worden gecorrespondeerd. Gelet daarop zal de Afdeling niet ingaan op hetgeen [verzoeker] in dit kader naar voren heeft gebracht.
4.1. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Deen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2018