ECLI:NL:RVS:2018:921

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
201801561/1/V3 en 201801561/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had op 16 januari 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 8 februari 2018 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.P.J.W.M. Govers, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift op 20 februari 2018 is geëindigd, terwijl het hogerberoepschrift pas op 22 februari 2018 is ingediend. De vreemdeling heeft geen rechtvaardiging kunnen aanvoeren voor deze termijnoverschrijding, ondanks zijn wisseling van gemachtigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vreemdeling niet tijdig in hoger beroep is gekomen en verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Hierdoor werd ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.

Uitspraak

201801561/1/V3 en 201801561/2/V3
Datum uitspraak: 16 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 februari 2018 in zaak nr. NL18.1097 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 januari 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij mondelinge uitspraak van 8 februari 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.P.J.W.M. Govers, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 69, derde lid, van de Vw 2000, voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep een week.
2.    De aangevallen uitspraak is verzonden op 13 februari 2018, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 20 februari 2018 is geëindigd. Het hogerberoepschrift is op 22 februari 2018 bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift derhalve niet tijdig ingediend. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door de vreemdeling gestelde omstandigheid dat hij in hoger beroep van gemachtigde is gewisseld en zijn huidige gemachtigde binnen zeven dagen nadat deze - via de toenmalige gemachtigde en hem - heeft kennisgenomen van de uitspraak, hoger beroep heeft ingesteld. Niet in geschil is dat op het moment dat de vreemdeling van gemachtigde wisselde, de aangevallen uitspraak reeds in het openbaar was uitgesproken en het proces-verbaal van de uitspraak door de rechtbank aan de toenmalige gemachtigde van de vreemdeling was toegezonden. Dat deze het proces-verbaal van de uitspraak vervolgens niet aan de huidige gemachtigde heeft doorgezonden, komt voor risico van de vreemdeling. Dit kan er dan ook niet toe leiden dat hij niet in verzuim is.
3.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Snijders
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2018
722