201703351/1/A1.
Datum uitspraak: 21 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Markenbinnen, gemeente Alkmaar,
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2017 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in Markenbinnen.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2017, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.C. Fellinga, J. Duivenvoorden en M. Hartog, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft het college, door vaststelling van het plaatsingsplan, concrete locaties in Markenbinnen aangewezen waar ORAC’s worden geplaatst. Onder meer is voorzien in plaatsing van twee ORAC’s aan de Schakelstraat (locatie MB001R; hierna: de locatie). [appellant] en anderen bewonen de woningen aan en naast de [locatie] op korte afstand van de locatie en kunnen zich niet met de aanwijzing van de locatie verenigen.
2. [appellant] en anderen betogen dat de kennisgeving van het ontwerpaanwijzingsbesluit niet op juiste wijze is gedaan, nu daarin slechts wordt gesproken over de locaties die zijn aangewezen voor plaatsing van ORAC's in Graft en de Rijp. De Schakelstraat wordt slechts terloops genoemd en is niet gelegen in Graft of de Rijp, maar in Markenbinnen. Inwoners van Markenbinnen zijn hierdoor mogelijk niet afdoende geïnformeerd en hebben daardoor geen zienswijze kunnen indienen. Bovendien is er in het ontwerpaanwijzingsbesluit sprake van plaatsing van ORAC's op één locatie, maar is in het aanwijzingsbesluit een tweede locatie toegevoegd.
2.1. Het college heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat uit het ontwerpaanwijzingsbesluit, alsmede het aanwijzingsbesluit afdoende duidelijk wordt op welke locaties ORAC's zullen worden geplaatst. Weliswaar is in het ontwerpaanwijzingsbesluit Markenbinnen niet expliciet genoemd, maar de locatie aan de Schakelstraat is dat wel. In het aanwijzingsbesluit worden zowel Markenbinnen, als de aldaar aangewezen locaties aan de Schakelstraat en de Dorpsstraat genoemd. Het ontwerpaanwijzingsbesluit is bovendien niet alleen gepubliceerd in het Gemeenteblad, maar is eveneens met een begeleidende brief verzonden aan de gebruikers van alle percelen die zouden worden aangesloten op de nieuw te plaatsen ORAC's en aan de enig overige belanghebbende. Voor zover al sprake zou zijn van een gebrek bij de kennisgeving van het ontwerpaanwijzingsbesluit, dan dient dit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden gepasseerd.
Voorts heeft het college in het verweerschrift aangegeven dat een tweede locatie in Markenbinnen, aan de Dorpsstraat, is opgenomen om de nieuwe locatie aan de Schakelstraat te ontlasten.
2.2. Door in de kennisgeving van het ontwerpaanwijzingsbesluit onvoldoende duidelijk op te nemen dat de voorgenomen plaatsing van ORAC's mede betrekking had op de locatie aan de Schakelstraat te Markenbinnen, is deze niet volledig en daarmee gebrekkig geweest. De omstandigheid dat het college aan de bewoners die op de te plaatsen ORAC's zouden worden aangesloten het ontwerpaanwijzingsbesluit met begeleidende brief heeft verzonden, maakt op zichzelf niet dat de kennisgeving alsnog compleet is gemaakt. Dit laat immers onverlet dat bij de plaatsing van de ORAC's ook de belangen kunnen worden geraakt van personen die niet op de ORAC's worden aangesloten. Nu het college echter eveneens een brief met het ontwerpaanwijzingsbesluit en het definitieve aanwijzingsbesluit heeft verzonden aan de enige niet als beoogde gebruiker van de ORAC's aan de Schakelstraat aangewezen instantie, namelijk dorpshuis 't Trefpunt, is niet gebleken dat enige belanghebbende door voormeld gebrek in de kennisgeving van het ontwerpaanwijzingsbesluit is benadeeld. De Afdeling ziet dan ook aanleiding dat gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Voor zover [appellant] en anderen betogen dat in het aanwijzingsbesluit in afwijking van het ontwerpaanwijzingsbesluit een tweede locatie voor plaatsing van ORAC's is toegevoegd, overweegt de Afdeling dat geen rechtsregel eraan in de weg dat het college een plaatsingsplan ten opzichte van het ontwerpbesluit wijzigt.
De beroepsgrond faalt.
3. [appellant] en anderen betogen voorts dat de locatie niet voldoet aan artikel 2 van het Beleid inzameling huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel, van de gemeente Alkmaar (het Beleid). Er zal sprake zijn van een onveilige verkeerssituatie op het plein van de Schakelstraat, in het bijzonder voor spelende kinderen, indien daar groot vrachtverkeer zal gaan rijden. Dat plein is thans bovendien niet toegankelijk voor groot vrachtverkeer, zodat er aanpassingen zullen moeten worden uitgevoerd. Daarnaast zal een ORAC altijd overlast geven door het aanbieden van afval als de container vol is. Handhaving daarop is in alle Nederlandse gemeenten problematisch.
3.1. Het college heeft in het verweerschrift aangevoerd dat de verkeersveiligheid op de locatie is beoordeeld door een verkeersdeskundige van de gemeente Alkmaar, die heeft geconcludeerd dat deze voldoende is gewaarborgd. De verkeersintensiteit in de Schakelstraat is zeer laag en in het gehele dorp geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Bovendien is een inzamelvoertuig bestemmingsverkeer dat bekend is met de situatie ter plaatse en dus ook met de mogelijke aanwezigheid van kinderen.
Om de locatie bereikbaar te maken voor een inzamelvoertuig zullen bestaande bochten om het groenvlak waarin de ORAC's zullen worden geplaatst worden aangepast, waarbij ook een viertal paaltjes zal worden verplaatst of verwijderd. Dit vergt zeer beperkte financiële middelen. De bestuurder van het inzamelvoertuig heeft tijdens de benodigde rijmanoeuvre goed zicht op de omgeving en de locatie is zo gekozen dat omliggende woningen bereikbaar blijven tijdens het legen van de ORAC's.
Voorts zal ervoor zorg worden gedragen dat de ORAC's tijdig worden geleegd. Omwonenden kunnen de gemeente informeren indien de ORAC's toch vol zijn. Datzelfde geldt indien zwerfvuil wordt geconstateerd door omwonenden of de chauffeur van een inzamelvoertuig, waarna dit zo snel mogelijk zal worden opgeruimd. Bovendien zal de gemeente handhavend optreden indien sprake is van het onjuist aanbieden van afvalstoffen.
3.2. De Afdeling ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen het college naar voren heeft gebracht. De door [appellant] en anderen aangehaalde onderdelen van artikel 2 van het Beleid zijn door het college bij het besluit betrokken. Nu de verkeersveiligheid rondom de locatie voldoende is gewaarborgd, de locatie met beperkte financiële middelen bereikbaar te maken is voor inzamelvoertuigen en geen aanleiding bestaat aan te nemen dat plaatsing van de ORAC's tot bovenmatige overlast door zwerfvuil zal leiden, heeft het college in hetgeen [appellant] heeft betoogd geen aanleiding hoeven vinden om af te zien van aanwijzing van de locatie. De beroepsgrond faalt.
4. [appellant] en anderen betogen ten slotte dat het college de locatie niet in redelijkheid kon aanwijzen, gelet op het bestaan van een geschikte alternatieve locatie, namelijk de locatie aan de Dorpsstraat. Op deze locatie bestaat reeds een inzamelpunt voor glas en oud papier en bij het besluit van 16 maart 2017 is reeds besloten ook hier ORAC's te plaatsen. Het plaatsen van ORAC's aan de Schakelstraat voegt derhalve niets toe en zal voor de meerderheid van de omwonenden geen noemenswaardige vermindering van de afstand naar een ORAC opleveren. Dat geldt temeer, zo hebben [appellant] en anderen ter zitting betoogd, nu vrijwel alle bewoners hun afval met de auto naar de ORAC zullen brengen, zodat de loopafstand daarheen van weinig tot geen belang is.
4.1. Het college heeft in het verweerschrift aangevoerd dat zowel de locatie aan de Dorpsstraat, als die aan de Schakelstraat voldoen aan de criteria die zijn neergelegd in het Beleid. De locatie aan de Schakelstraat is daarbij echter van bijzonder belang, omdat bij plaatsing van ORAC's aldaar de loopafstand naar een inzamelpunt voor veel huishoudens beperkt blijft. Op deze locatie is de gemiddelde loopafstand voor bewoners het laagst en opheffing van deze locatie en het enkel handhaven van de locatie aan de Dorpsstraat zou dan ook leiden tot een toename van de loopafstand voor veel bewoners. Ter zitting heeft het college daaraan toegevoegd dat de stelling van [appellant] en anderen, dat vrijwel alle bewoners eenvoudig met de auto de alternatieve locatie aan de Dorpsstraat kunnen bereiken, niet van doorslaggevend belang wordt geacht, nu iedere bewoner gefaciliteerd dient te worden door het plaatsen van de ORAC's, ook zij die hun afval niet per auto wensen weg te brengen.
4.2. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat, gelet op het bestaan van de locatie aan de Dorpsstraat, het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten ook ORAC's te plaatsen aan de Schakelstraat. Niet in geschil is dat de locatie aan de Schakelstraat centraler gelegen is dan die aan de Dorpsstraat en in beginsel derhalve eenvoudiger bereikbaar is voor veel omwonenden. De stelling dat dit van ondergeschikt belang is, omdat veel bewoners hun afval met de auto wegbrengen, daargelaten of dit daadwerkelijk het geval is, heeft het college in redelijkheid niet tot een ander besluit hoeven brengen, nu het doel van plaatsing van ORAC's aan de Schakelstraat is de bereikbaarheid van een afvalinzamelpunt voor de bewoners te verbeteren, ongeacht de wijze waarop zij hun afval wensen weg te brengen.
Deze beroepsgrond faalt derhalve eveneens.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2018
574.