ECLI:NL:RVS:2018:997
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van vreemdeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 maart 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had op 31 januari 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 16 maart 2018 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zijn voorgenomen uitzetting op 22 maart 2018 dreigde plaats te vinden.
De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de vreemdeling op 20 maart 2018 hoger beroep heeft ingesteld en dat de termijn voor het hoger beroep nog niet was verstreken. Gezien de korte termijn voor de beoordeling van het verzoek en de omstandigheden van de zaak, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorgenomen uitzetting op 22 maart 2018 achterwege te laten. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gedaan op 21 maart 2018, waarbij mr. G. van der Wiel als voorzieningenrechter en mr. A.M.L. Hanrath als griffier aanwezig waren.