ECLI:NL:RVS:2019:1000
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Hoek van Holland Buitengebied
Op 10 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Hoek van Holland, en de raad van de gemeente Rotterdam. Dit verzoek volgde op het besluit van de raad van 28 juni 2018, waarbij het bestemmingsplan "Hoek van Holland Buitengebied" werd vastgesteld. De verzoeker en anderen hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 19 maart 2019 zijn de verzoeker en anderen, bijgestaan door mr. G.J.M. de Jager, en de raad, vertegenwoordigd door W.H.M. van der Zwan en mr. D.S.P. Roelands-Fransen, verschenen. Ook een belanghebbende, bijgestaan door mr. M. van de Loo, was aanwezig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Aangezien de Afdeling op dezelfde dag een uitspraak heeft gedaan in een gerelateerd beroep (ECLI:NL:RVS:2019:999), was er geen sprake meer van een geding, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W.D.M. van Diepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2019.