ECLI:NL:RVS:2019:1006

Raad van State

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
201806524/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland inzake urgentieverklaring voor woningtoewijzing

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Ede op 31 oktober 2018 een urgentieverklaring verleend aan de appellante, die hierdoor een nieuwe woning heeft gevonden die aan haar behoeften voldoet. De mondelinge uitspraak vond plaats op 15 maart 2019, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandelde. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 juni 2018, waarin het beroep tegen een besluit van 29 maart 2018 ongegrond werd verklaard en het beroep tegen een besluit van 26 september 2017 niet-ontvankelijk werd verklaard. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de urgentieverklaring de situatie van de appellante had verbeterd, waardoor er geen actueel belang meer was voor een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, maar veroordeelde het college van burgemeester en wethouders van Ede tot vergoeding van de proceskosten van de appellante, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. Dit bedrag bedraagt € 1.024,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast gelastte de Afdeling dat het college het door de appellante betaalde griffierecht van € 253,00 vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van actueel en reëel belang in hoger beroep, vooral wanneer de situatie van de appellante door een besluit van het college is verbeterd.

Uitspraak

201806524/1/A3.
Datum uitspraak: 15 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Ede,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 27 juni 2018 in zaak nr. 17/5923 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Ede.
Openbare zitting gehouden op 15 maart 2019 om 10:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij, voorzitter
griffier: mr. A.M.E.A. Neuwahl
Verschenen:
[appellante], vertegenwoordigd door mr. S.G. Blasweiler, advocaat te Ede;
Het college, vertegenwoordigd door mr. N. Hoos en J. Steenman.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 juni 2018 waarbij het beroep tegen het besluit van 29 maart 2018 ongegrond en het beroep tegen het besluit van 26 september 2017 niet-ontvankelijk is verklaard. Het geding betreft de aanvraag om een urgentieverklaring.
De Afdeling
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Ede tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ede aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Daartoe overweegt zij het volgende.
1.    Het college heeft bij besluit van 31 oktober 2018 een urgentieverklaring verleend aan [appellante]. Ter zitting is gebleken dat zij daarmee een nieuwe woning heeft gevonden die voor haar volstaat. Omdat daarnaast de vergoeding van proceskosten in beroep en hoger beroep geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep oplevert en de rechtbank het college al heeft veroordeeld in de door [appellante] gemaakte kosten in bezwaar, heeft zij geen actueel en reëel belang in hoger beroep.
2.    Omdat het college [appellante] met het besluit van 31 oktober 2018 tegemoet is gekomen nadat zij hoger beroep had ingesteld, ziet de Afdeling aanleiding om het college te veroordelen in haar proceskosten in hoger beroep.
w.g. Verheij    w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
280-898.