ECLI:NL:RVS:2019:1009

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
201805871/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning aanvullende uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 4 juni 2018 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [Appellant] had een aanvraag ingediend voor een aanvullende uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven, na slachtoffer te zijn geworden van mishandeling op 5 oktober 2015. De CSG had op 23 juni 2017 een aanvullende uitkering van € 7.500,00 toegekend, maar [appellant] was van mening dat hij recht had op een hogere uitkering, omdat hij leed aan een complexe psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet langdurig in een psychiatrisch ziekenhuis was opgenomen, wat een vereiste is voor een hogere letselcategorie. Tijdens de zitting op 14 maart 2019 werd de zaak behandeld, waarbij zowel [appellant] als de CSG vertegenwoordigd waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de criteria voor de letselcategorieën duidelijk waren en dat er geen reden was om af te wijken van het beleid van de CSG. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. [Appellant] heeft de mogelijkheid om in de toekomst opnieuw een aanvraag in te dienen als er sprake is van een langdurige opname in een psychiatrisch ziekenhuis.

Uitspraak

201805871/1/A2.
Datum uitspraak: 3 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2018 in zaak nr. 17/6724 in het geding tussen:
[appellant]
en
de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2017 heeft de CSG aan [appellant] een aanvullende uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) van € 7.500,00 toegekend.
Bij besluit van 11 oktober 2017 heeft de CSG het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 maart 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. H. Mahyou, advocaat te Rotterdam, en de CSG, vertegenwoordigd door mr. A. Termeulen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Op 7 maart 2016 heeft [appellant] bij de CSG een aanvraag ingediend om een uitkering uit het schadefonds. Hij heeft in het aanvraagformulier vermeld dat hij op 5 oktober 2015 slachtoffer is geworden van mishandeling en daardoor lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen.
2.    Bij besluit van 4 mei 2016 heeft de CSG aan [appellant] een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) van € 2.500,00 toegekend. In dat besluit is uiteengezet dat het door [appellant] geleden letsel past in letselcategorie 4 van de zogenoemde Letsellijst en dat hij een aanvraag voor een aanvullende uitkering kan indienen als hij een behandeling voor zijn psychische klachten ondergaat die langer dan een half jaar duurt.
3.    Op 17 augustus 2016 heeft [appellant] bij de CSG een aanvraag ingediend om een aanvullende uitkering uit het schadefonds. Aan het besluit van 23 juni 2017, waarbij die aanvraag is ingewilligd, is ten grondslag gelegd dat het door [appellant] geleden psychisch letsel volgens het advies van de door de CSG geraadpleegde medisch adviseur van 17 mei 2017 past in letselcategorie 4 van de zogenoemde Letsellijst en dat daarvoor een uitkering van € 10.000,00 wordt toegekend.
4.    Niet in geschil is dat [appellant] als gevolg van de mishandeling aan een complexe psychische stoornis lijdt. Partijen zijn in hoger beroep verdeeld over het antwoord op de vraag of er reden is [appellant] een aanvullende uitkering in een hogere letselcategorie dan letselcategorie 4 toe te kennen.
5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet met een complexe psychische stoornis langdurig in een psychiatrisch ziekenhuis is opgenomen en dat hij derhalve terecht niet in letselcategorie 5 of 6 is ingedeeld. Daartoe voert hij aan dat de criteria voor toepassing van letselcategorie 5 en 6 niet duidelijk zijn, dat de schifting tussen letselcategorie 4 en letselcategorie 5 of 6 onvoldoende is toegelicht en dat de overgang van letselcategorie 4 naar letselcategorie 5 of 6 te groot is, waardoor hij met zijn psychisch letsel tussen wal en schip valt. Verder voert hij aan dat opname in een psychiatrisch ziekenhuis als gevolg van dat letsel in zijn geval mogelijk was geweest, dat de medisch adviseur ten onrechte geen nadere vragen aan de behandelaars heeft gesteld en dat in het bijzonder niet is onderzocht of opname in een psychiatrisch ziekenhuis nooit aan de orde kan zijn, waardoor dat scenario was uitgesloten.
5.1.    In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
5.2.    Bij het beoordelen van een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds hanteert de CSG beleid. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel en de Letsellijst en te raadplegen op de website van de CSG (www.schadefonds.nl).
5.3.    In de toepasselijke Letsellijst van 1 juli 2017 is uiteengezet dat bij een complexe psychische stoornis een uitkering in letselcategorie 4 ter hoogte van € 10.000,00 wordt toegekend als de stoornis tot een lange behandeling leidt en (ernstige) langdurige beperkingen in de dagelijkse bezigheden met zich brengt en dat een uitkering in letselcategorie 5 of 6 ter hoogte van € 20.000,00 of € 35.000,00 wordt toegekend als de stoornis tot een langdurige opname in een psychiatrisch ziekenhuis leidt.
5.4.    In het betoog van [appellant] is geen grond te vinden voor het oordeel dat de criteria voor toepassing van letselcategorie 5 en 6 niet duidelijk zijn. In de schriftelijke uiteenzetting van de CSG is toegelicht dat het slachtoffer bij een langdurige opname in een psychiatrisch ziekenhuis uit zijn dagelijks leven wordt getrokken en dat het wezenlijke verschil met ambulante behandeling zit in de ontwrichting en vrijheidsbeperking voor het slachtoffer. Dat verschil heeft volgens de CSG gevolgen voor de hoogte van de uit te keren uitkering.
Indien opname in een psychiatrisch ziekenhuis in het geval van [appellant] mogelijk was geweest, laat dat onverlet dat, naar niet in geschil is, die opname feitelijk niet heeft plaatsgevonden.
Ter zitting van de Afdeling heeft de CSG uiteengezet dat een langdurige opname in een psychiatrisch ziekenhuis weliswaar een vereiste is voor het toekennen van een uitkering in letselcategorie 5 of 6, maar dat het niet zo is dat, in een bijzonder geval, geen uitzondering op de regel kan worden gemaakt. Die uitzondering kan bijvoorbeeld worden gemaakt als betrokkene met een medische verklaring aantoont dat een langdurige opname in een psychiatrisch ziekenhuis mogelijk was, maar dat daarvan is afgezien en, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, een alternatief behandelplan is opgesteld.
In het geval van [appellant] is zodanige verklaring niet overgelegd. Dat betekent dat het toekennen van een uitkering in letselcategorie 5 of 6 niet aan de orde was en dat niet valt in te zien waarom de medisch adviseur nader onderzoek had behoren te doen. Dat neemt niet weg dat, zoals in de schriftelijke uiteenzetting van de CSG is uiteengezet, [appellant] de mogelijkheid heeft om opnieuw een aanvullende aanvraag in te dienen, indien het in de toekomst alsnog tot een langdurige opname in een psychiatrisch ziekenhuis komt als gevolg van het bij de mishandeling op 5 oktober 2015 opgelopen psychisch letsel.
Het betoog faalt.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Hazen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2019
452.