ECLI:NL:RVS:2019:1074
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake uitzetting vreemdeling
Op 4 april 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vreemdeling die op 28 maart 2017 een aanvraag indiende om te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond op 15 december 2017. De rechtbank heeft op 15 mei 2018 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep van de staatssecretaris kennelijk ongegrond was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld. Daarnaast werd een griffierecht van € 508,00 opgelegd aan de staatssecretaris.