ECLI:NL:RVS:2019:1076
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 3 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 6 juli 2018 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag had op 6 maart 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd opgemerkt dat de vreemdeling eerder een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend, dat op 26 maart 2019 was afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot een ander oordeel dan in de eerdere uitspraak. Daarom werd het verzoek van de vreemdeling opnieuw afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de consistentie in de beoordeling van asielverzoeken en de noodzaak voor nieuwe feiten om een eerdere beslissing te herzien. De voorzieningenrechter heeft de afwijzing van het verzoek op zorgvuldige wijze gemotiveerd en de vreemdeling werd in het ongelijk gesteld.