ECLI:NL:RVS:2019:1088

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
201902170/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met betrekking tot inreisverbod

Op 21 februari 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem werd uitgevaardigd. Tevens werd de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 11 maart 2019 de beroepen ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 april 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling verzocht om opheffing van de maatregel van bewaring, omdat de bodemprocedure in verband met de rechtsvraag die zijn grief oproept, zal worden aangehouden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het belang van de vreemdeling bij opheffing van de maatregel zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris bij voortduren van de bewaring. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de maatregel van bewaring op te heffen, voor zover de staatssecretaris daar nog niet toe was overgegaan.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 512,00, te wijten aan beroepsmatige rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 april 2019, waarbij mr. N. Verheij als voorzieningenrechter en mr. R.M. Ahmady-Pikart als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

201902170/2/V3.
Datum uitspraak: 9 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 11 maart 2019 in zaken nrs. NL19.4017 en NL19.4184 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2019 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. Bij besluit van dezelfde datum is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 11 maart 2019 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de maatregel van bewaring wordt opgeheven. De bodemprocedure zal namelijk worden aangehouden in verband met de rechtsvraag die de grief van de vreemdeling oproept.
2.    Mede gelet op de uit artikel 5 van het EVRM voortvloeiende termijnen en de stand van zaken in de bovengenoemde procedure weegt het belang van de vreemdeling bij de opheffing van de maatregel van bewaring zwaarder dan het belang van de staatssecretaris bij het voortduren daarvan. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de maatregel van bewaring wordt opgeheven, voor zover de staatssecretaris daartoe nog niet is overgegaan. Over eventuele schadevergoeding zal in de bodemprocedure worden beslist. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de maatregel van bewaring met ingang van vandaag wordt opgeheven;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Ahmady-Pikart
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2019
638-846.