ECLI:NL:RVS:2019:1088
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met betrekking tot inreisverbod
Op 21 februari 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem werd uitgevaardigd. Tevens werd de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 11 maart 2019 de beroepen ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 april 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling verzocht om opheffing van de maatregel van bewaring, omdat de bodemprocedure in verband met de rechtsvraag die zijn grief oproept, zal worden aangehouden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het belang van de vreemdeling bij opheffing van de maatregel zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris bij voortduren van de bewaring. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de maatregel van bewaring op te heffen, voor zover de staatssecretaris daar nog niet toe was overgegaan.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 512,00, te wijten aan beroepsmatige rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 april 2019, waarbij mr. N. Verheij als voorzieningenrechter en mr. R.M. Ahmady-Pikart als griffier aanwezig waren.