ECLI:NL:RVS:2019:1170
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag
Op 11 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld bij besluit van 21 februari 2019. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 maart 2019, waarin haar beroep ongegrond was verklaard en het verzoek om schadevergoeding was afgewezen. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing was genomen op haar hoger beroep.
De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling binnenkort zou worden uitgezet, er in de bewaringsprocedure geen reden was om de uitzetting te verbieden. De toetsing in de bewaringsprocedure betreft enkel de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming en niet de bevoegdheid van de staatssecretaris om de vreemdeling uit te zetten. Zelfs als in hoger beroep zou blijken dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring had gesteld, zou dat niet betekenen dat de uitzetting niet kon plaatsvinden.
Daarom werd het verzoek van de vreemdeling kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 april 2019, en de voorzieningenrechter, mr. H. Troostwijk, heeft de beslissing vastgesteld in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.