ECLI:NL:RVS:2019:1444

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
1 mei 2019
Zaaknummer
201902735/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met risico op schending van mensenrechten

Op 1 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 28 januari 2016 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris had de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag had op 7 maart 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet naar Irak, waar hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris heeft erkend dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Irak gevaar loopt, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in hoger beroep zou worden vernietigd. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee de rechter omgaat met verzoeken om voorlopige voorzieningen in asielzaken, vooral wanneer er risico's voor mensenrechten in het spel zijn.

Uitspraak

201902735/2/V2.
Datum uitspraak: 1 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 7 maart 2019 in zaak nr. 16/2176 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, hem opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 7 maart 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt uitgezet, dan wel dat de verstrekkingen, voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, worden beëindigd gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.
2.    De staatssecretaris heeft te kennen gegeven dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Irak een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en dat de vreemdeling om die reden dan ook niet zal worden uitgezet naar Irak. Nu er voorts thans geen grond is om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.
3.    Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Duyster
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2019
664.