ECLI:NL:RVS:2019:1450

Raad van State

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
201901519/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Zetten, begraafplaats en Hoofdstraat ong. en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Werkgroep inspraak Zetten-Noord beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 29 januari 2019, waarbij het bestemmingsplan "Zetten, begraafplaats en Hoofdstraat ong." is vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een begraafplaats en recreatieve voorzieningen. De werkgroep heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, totdat het bestemmingsplan onherroepelijk is.

De voorzieningenrechter, mr. D.A.C. Slump, heeft op 30 april 2019 in een openbare zitting het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. De raad heeft in een brief van 23 april 2019 verklaard dat er geen (voorbereidende) handelingen zullen worden verricht voor de aanleg van de begraafplaats en recreatieve voorzieningen totdat er uitspraak is gedaan in de bodemzaak. De initiatiefnemer heeft ook toegezegd dat er geen bomenkap zal plaatsvinden voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Tijdens de zitting heeft de raad bevestigd dat er geen activiteiten van inrichtingsaard zullen worden verricht voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de toezeggingen van de raad en de initiatiefnemer, er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201901519/2/R1.
Datum uitspraak: 30 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
Werkgroep inspraak Zetten-Noord (hierna: de werkgroep), gevestigd te Zetten, gemeente Overbetuwe,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 30 april 2019 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter
griffier: mr. S.J.R.R. Brock
Verschenen:
De raad, vertegenwoordigd door mr. C. van Deutekom, advocaat te Arnhem, en ing. T. Ahoud.
Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 29 januari 2019, waarbij het bestemmingsplan "Zetten, begraafplaats en Hoofdstraat ong." is vastgesteld, voorzover dat voorziet in de aanleg van een begraafplaats en recreatieve voorzieningen. De werkgroep heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De werkgroep wenst met haar verzoek onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Gronden:
De werkgroep wil met haar verzoek voorkomen dat activiteiten van inrichtingsaard worden verricht voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Bij brief van 23 april 2019 heeft de raad verklaard dat hij geen (voorbereidende) handelingen zal verrichten voor de aanleg van de begraafplaats en de recreatieve voorzieningen die het bestemmingsplan mogelijk maken totdat uitspraak is gedaan in de bodemzaak en het bestemmingsplan onherroepelijk is. De initiatiefnemer heeft bij brief van 23 april 2019 verklaard te garanderen dat er geen bomenkap zal plaatsvinden voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Ter zitting heeft de raad bevestigd dat er geen activiteiten van inrichtingsaard zullen worden verricht voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is. De raad heeft er verder op gewezen dat het gebruik van de gronden volgens de planregels uitsluitend is toegestaan onder de voorwaarde dat er een parkeerterrein is aangelegd. De raad heeft toegezegd dat hij geen parkeerterrein zal aanleggen voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak, waardoor de initiatiefnemer de gronden niet zal mogen gebruiken in die periode. De raad heeft verder toegelicht dat hij initiatiefnemer ook heeft verzocht geen handelingen te verrichten voor uitspraak is gedaan in de bodemzaak en dat de initiatiefnemer heeft toegezegd dit niet te doen.
Gelet op deze toezeggingen van de raad en de initiatiefnemer is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Slump    w.g. Brock
voorzieningenrechter    griffier
603.